5.Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie [naam divisie], Team [naam team], administratienummer A-[nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 4 augustus 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent bij voormeld korps.
1. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant], hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op 5 mei 2016, omstreeks 17:05 uur, kwam een melding bij de politiewacht te [district] binnen dat iemand een persoon ter hoogte van de [naam bedrijf] gelegen te [straat] had neergeschoten. Naar aanleiding van deze melding gingen wij richting het ongeval. Gekomen ter hoogte van de kruising gevormd door [straat 1] en [straat 2], zag ik, verbalisant, een man zittend op de grond en die helemaal onder het bloed zat. Deze man is genaamd [slachtoffer], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, tijdelijk verblijvende bij […] [verblijfplaats]. Ik zag dat hij een steekwond aan zijn rechter boven borst en een kapwond aan de rechterkant van zijn voorhoofd had.
2. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 6], respectievelijk hoofdagent 1ste klasse, brigadier 1ste klasse en de twee laatstgenoemden brigadiers bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 5 mei 2016, omstreeks 17:05 uur, meldde een man telefonisch aan de politiewacht te [district] dat iemand net ter hoogte van de [naam bedrijf] werd neergeschoten. Gekomen aan het begin van de [straat 1], bij perceel nummer [nummer], werden wij door enkele mannen gestopt. Hier troffen wij een man met meerdere verwondingen aan. Ik, [verbalisant 1], stapte uit de dienstauto en bleef bij het slachtoffer staan. Het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, wonende te [stad] in [land] en tijdelijk verblijvende bij […] [verblijfplaats], verklaarde aan mij, [verbalisant 1], dat hij zonet door enkele jongemannen werd beroofd en dat dezen hem aan zijn voorhoofd met een kapmes hadden gekapt en dat één van hen hem bij zijn rechter boven borst met een mes heeft gestoken. Ik, [verbalisant 1], bleef bij het slachtoffer staan in afwachting van de ambulance.
Het slachtoffer [slachtoffer] verklaarde aan mij, [verbalisant 1], dat hij drugs in een chollerhuis ging kopen en dat hij door een zevental jongemannen werd beroofd.
Ik, [verbalisant 1], sprak met [getuige 1], bijgenaamd [bijnaam]. Hij verklaarde dat hij de neef van het slachtoffer [slachtoffer] is. Hij verklaarde verder dat hij even tevoren met zijn neef [slachtoffer] voornoemd ging praten, die op dat moment in perceel [straat] nummer [nummer] was. Tevens verklaarde [getuige 1] dat hij zijn neef [slachtoffer] had aangeraden om vandaar weg te gaan. Hij verklaarde verder dat gezien zijn neef [slachtoffer] onder de invloed van een substantie verkeerde hij geen begrip toonde en daar bleef. Verder verklaarde [getuige 1] dat hij naar [naam bedrijf] was gegaan en dat toen hij even later terugkeerde hij zijn neef [slachtoffer] met een kapwond en een steekwond in de gang ten oosten van perceel [straat] nummer [nummer] en nummer [nummer] had aangetroffen. [getuige 1] verklaarde verder dat hij zijn neef voor het laatst in gezelschap van de hem bekende mannen [verdachte], [medeverdachte] en [bekende] had achtergelaten.
3. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 5 mei 2016 vroeg de dienstdoende Chef van dienst van District [nummer] […] om meer patrouilles in verband met de beroving die plaats had gevonden, naar [district] te sturen om hen te assisteren. Wij, [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dirigeerden ons naar [district]. Ter hoogte van [naam bedrijf] troffen wij de collega’s [verbalisant 4] en [verbalisant 3] aan. [verbalisant 4] zag op dat moment de welbekende van justitie, [verdachte], op het terrein ten westen van [naam bedrijf] lopen. Er werd wat eerder doorgegeven dat [verdachte] betrokken was bij de eerder genoemde beroving. Naar aanleiding van het vorenstaande heb ik, [verbalisant 2], op 5 mei 2016 op heterdaad in de [straat], ter hoogte van [naam bedrijf], als verdacht van overtreding van artikel 2:291 jo. artikel 1:123 althans artikel 2:294 jo. artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, aangehouden de man die opgaf te zijn [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993 en wonende [straat en huisnummer] op [woonplaats].
4. Een geschrift (bijlage [nummer]), te weten
het bevel tot inverzekeringstelling van de verdachte, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant], onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba als zodanig hulpofficier van justitie, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Op 5 mei 2016 te 17:50 uur, werd aangehouden en daarna voor hem geleid een persoon, desgevraagd opgevende genaamd te zijn [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993 en wonende [straat en huisnummer] te [district] op [woonplaats].
5. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant A], brigadier eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Op 3 mei 2016 ben ik samen met een vriend vanuit [land] naar Aruba gereisd. Wij zouden hier voor een week op vakantie blijven. Op 5 mei 2016 ging ik in [buurt] in [district] rondhangen omdat ik kennissen en familieleden heb die daar in de buurt wonen. Bij een woning kwam ik verschillende bedelaars tegen. Even later kwam mijn neef [getuige 1], bijgenaamd [bijnaam] bij die woning om mij te groeten. Op een gegeven moment werd ik door een donkerhuidkleurige Dominicaanse jongeman benaderd. Ik weet dat hij van de Dominicaanse Republiek afkomstig is omdat hij Spaans met een Dominicaans accent sprak. De Dominicaanse jongeman had mij drugs aangeboden. Hij vroeg ook of ik een vuurwapen wilde kopen. Er kwam ook een man met rastahaar. Ik zal hem verder “Rasta man” noemen. De Rasta man bleef mij telkens in de gaten houden en aankijken. Door zijn handelingen vond ik hem verdacht en ik bleef hem ook goed in de gaten houden. Ik had besloten vandaar weg te gaan omdat ik de Rasta man en de Dominicaanse jongen niet vertrouwde. Ik begon in tegenovergestelde richting weg te lopen vanwaar mijn verhuurauto geparkeerd stond. De Rasta man en de Dominicaanse jongen begonnen mij meteen achterna te lopen. De Rasta man zei waarom ik in die richting aan het lopen was en dat ik in de andere richting naar mijn verhuurauto moest lopen. Hierna keerde ik mij om en ik begon in de richting van mijn verhuurauto te lopen. De Rasta man en de Dominicaanse jongeman bleven mij steeds achterna lopen. Toen ik in een gang liep waar niemand meer zicht op mij had, zag ik dat de Rasta man en de Dominicaanse jongeman, elk afzonderlijk een vuurwapen tevoorschijn hadden gehaald. Beiden hadden hun vuurwapen op mijn bovenlichaam gericht en één van hen zei in een bedreigde toon tegen mij in het Papiamento: “Dunami tur loke bo tin”. Op het moment dat ik de twee vuurwapens zag en de bedreigde woorden hoorde wist ik dat zij een plan hadden beraamd om een gewapende overval op mij te plegen. De overvallers hadden mij geen kans gegeven te reageren. Plotseling werd ik door één van de twee overvallers met de onderkant van zijn vuurwapen hard op mijn voorhoofd geslagen. Door deze harde slag voelde ik veel pijn, zakte door mijn knieën en ik viel op de grond. Toen ik op de grond lag zag ik dat een groep jongemannen rennend in mijn richting kwam. Ik werd ook door deze jongemannen mishandeld. Ik werd door één van hen met een honkbalknuppel op mijn hoofd geslagen en ook door één van hen met een mes in mijn borstkas gestoken. Volgens mij waren zij ongeveer zeven (7) jongemannen. De jongste van hun allemaal was ongeveer negen (9) jaar en bleef telkens tegen de anderen: “Mate, mate” schreeuwen. De overvallers hadden hierna mijn spijkerbroek, sportschoenen van het merk “[merk]”, huissleutels van mijn woning in [land] met [stad] erop afgedrukt, sleutels van mijn huurkamer, mijn zwarte honkbalpet, mijn zwarte tas inhoudende mijn [nationaliteit] paspoort, mijn reisbiljet en vijfduizend (5000) Arubaanse florins die in mijn sportschoenen was verborgen, opzettelijk en zonder het recht daartoe weggenomen.
Nadat ik beroofd werd en deze groep jongemannen de aan mij behorende goederen en geld hadden weggenomen liepen zij langzaam weg alsof er niets gebeurd was. Tijdens het weglopen schreeuwden zij luidkeels: “Esun cu jama polis, nos ta kima nan cas”. Ik stond hierna van de grond op en ik begon achter de overvallers te lopen zodat ik mijn goederen terug kon krijgen. De overvallers hadden mij bedreigd en vandaar weggejaagd. Doordat ik pijn had kon ik niet verder lopen en ik ging aan de kant van de weg zitten. Ik zag dat de jongemannen de chollerhouse waren binnengestapt.
Mijn neef [bijnaam] heeft volgens mij alles gezien. Hij was daar toen ik beroofd werd. Hij had ook al de jongemannen gezien en vermoedelijk ook herkend die mij hadden beroofd. [bijnaam] kent hun allen. Hij zal jullie de namen van de overvallers opgeven.
6. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant A], voornoemd, en [verbalisant], hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 11 mei 2016 werd de aangever [slachtoffer] aan twee (2) fotoconfrontaties onderworpen. Deze fotoconfrontaties geschiedden in overleg en met toestemming van de officier van justitie.
Fotoblad nummer [nummer] werd aan de aangever [slachtoffer] voornoemd, getoond. Gedurende deze fotoconfrontatie herkende de aangever [slachtoffer] op fotoblad nummer [nummer] de man afgedrukt op foto nummer [nummer] als één van de andere overvallers die op 5 mei 2016, in de avonduren, in gezelschap van de andere jongemannen de gewelddadige gewapende overval op hem had gepleegd.
Op fotoblad nummer [nummer] op foto nummer [nummer] staat de verdachte [verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993 en wonende [straat en huisnummer] te [district] op [woonplaats], afgedrukt.
De aangever herkende de verdachte op foto nummer [nummer] meteen en hij verklaarde dat hij met zekerheid de verdachte afgedrukt op foto nummer [nummer] herkent als de Rasta man die hem op 5 mei 2016, in de middaguren steeds in de gaten bleef houden en hem ook met een vuurwapen die hij in één van zijn handen vasthield en met deze in bedwang hield door deze op zijn bovenlichaam te richten toen de groep jongemannen hem gezamenlijk aan het mishandelen waren en de gewapende overval op hem pleegden.
7. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 juli 2016 gesloten en getekend door [verbalisant A], voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
In de maand mei 2016 was mijn neef [slachtoffer] vanuit [werelddeel] naar Aruba gereisd. Op 5 mei 2016 was ik [slachtoffer] in de chollerhouse in [buurt] tegen gekomen. Ik probeerde hem vanuit de chollerhouse te krijgen zodat de jongens van de buurt hem niet zou aanvallen maar het lukte mij niet om hem daaruit te krijgen. Op een gegeven moment moest ik naar [naam bedrijf] om een aantal dingen te kopen. Toen ik wegging had ik [slachtoffer] in de chollerhouse achtergelaten. Toen ik van de omgeving vertrok had ik [medeverdachte] bijgenaamd [bijnaam], [verdachte], [bekende] en nog een aantal jongens van de omgeving ter hoogte van de chollerhouse achtergelaten. Deze jongens zijn bekend om zomaar problemen met derden te zoeken. Hierdoor had ik het gevoel dat zij iets slecht met [slachtoffer] wou doen. Toen ik terug van [naam bedrijf] kwam had ik [slachtoffer] in de [straat] helemaal onder het bloed tegen gekomen. Ik weet zeker dat het de groep jongens moesten zijn die ik zonet had doorgegeven.
8. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 mei 2016 gesloten en getekend door [verbalisant A], voornoemd, en [verbalisant], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Ik word [bijnaam] en/of [roepnaam] genoemd.
9. Een proces-verbaal, bijlage [nummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 juli 2016 gesloten en getekend door [verbalisant A], voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [getuige 2], -zakelijk weergegeven-:
Op de dag dat [verdachte] werd aangehouden, voordat het geval/incident plaatsvond, had mijn schoonmoeder [roepnaam] (het gerecht begrijpt: [getuige 3]) tegen mij gezegd dat er een jongen in [naam] aanwezig was en dat hij drugs aan het gebruiken was en ook dat hij heel veel geld bij zich had omdat hij steeds bankbiljetten van 100 Arubaanse florin tevoorschijn haalde. [naam] is de bekende chollerhouse in [buurt]. De jongens die daar in de buurt rondhangen kwamen dit allemaal aan [getuige 3] vertellen en zo had zij dit aan mij doorverteld. Op die specifieke dag werd ik door [getuige 3] en [verdachte] bij mijn woning opgehaald en wij gingen naar de woning van de moeder van [getuige 3]. Daar was het dat ik een aantal gesprekken van [getuige 3] en [verdachte] hoorde over de jongen die veel geld in zijn bezit had en die telkens bij [naam] kwam om drugs te kopen en om deze daar zelf te gebruiken.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen van zowel de aangever als de getuige [getuige 1] onlogisch en onwaarschijnlijk zijn. Voorts heeft de raadsman - samengevat - aangevoerd dat, volgens de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 2], zij zich ten tijde van het voorval samen met de verdachte bij [getuige 3] thuis bevonden. De raadsman concludeert daaruit dat de verdachte de gewapende overval dan ook niet heeft kunnen plegen. De verdachte heeft tenslotte nog aangevoerd dat getuige [getuige 1] uit wraak tegen hem zou hebben verklaard.
Het gerecht verwerpt het betoog van de verdediging. De bestreden verklaringen, voor zover deze zijn gebezigd voor het bewijs, worden in voldoende mate ondersteund door de overige gebezigde bewijsmiddelen.
Voor wat betreft het door de verdachte naar voren gebrachte alibi overweegt het gerecht nog als volgt. De getuigen [getuige 3] en [getuige 2] hebben ten overstaan van de politie een identieke verklaring afgelegd met betrekking tot de aanwezigheid van de verdachte bij het huis van [getuige 3] ten tijde van het incident. Deze getuigen zijn echter geen onafhankelijke getuigen, nu de getuige [getuige 3] de vriendin van de verdachte is en de getuige [getuige 2], de schoondochter is van die [getuige 3]. Gelet op de tijd (twee maanden) die tussen het voorval en de verhoren van de getuigen is verlopen, hebben deze getuigen voldoende tijd gehad om de inhoud van hun verklaringen met elkaar en/of de verdachte te bespreken en die onderling met elkaar af te stemmen. Het gerecht acht de verklaring van de getuige [getuige 3] niet geloofwaardig en laat die dan ook buiten beschouwing. Met betrekking tot de verklaring van de getuige [getuige 2] is het gerecht van oordeel dat een deel van haar verklaring, voor zover dat deel een alibi voor de verdachte verschaft, niet geloofwaardig is en laat dat derhalve buiten beschouwing.