In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader, wonende in Nederland, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatiebijdrage voor zijn minderjarige kinderen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 juni 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2016 was alleen de vader, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, aanwezig; de moeder en de dochter waren niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader heeft drie kinderen, waarvan twee zijn geboren uit een eerdere relatie met de moeder. De alimentatie was oorspronkelijk vastgesteld op Afl. 300,- per kind per maand bij beschikking van 15 oktober 2009. De vader heeft nu verzocht om de alimentatie op nihil te stellen, omdat hij momenteel werkloos is en niet in staat is om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen.
Het Gerecht heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen, dat de mogelijkheid biedt om een eerdere uitspraak te wijzigen indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De vader heeft voldoende bewijs geleverd van zijn huidige financiële situatie, en aangezien de moeder en dochter niet verschenen zijn om verweer te voeren, heeft het Gerecht geoordeeld dat het verzoek van de vader toewijsbaar is. De wijziging van de alimentatie zal ingaan op 1 december 2016, en de bijdrage wordt vastgesteld op nihil.