ECLI:NL:OGEAA:2016:911

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2741 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over achterstallige kinderalimentatie met verzoek tot lijfsdwang

In deze zaak, die op 14 december 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door E*, de moeder en wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, tegen G*, de vader van het kind. E* vordert betaling van achterstallige kinderalimentatie, die G* niet tijdig heeft voldaan. De alimentatieverplichting is eerder vastgesteld in een overeenkomst, maar G* is sinds oktober 2014 in gebreke gebleven met de betalingen. Ondanks herhaalde aanmaningen en pogingen tot beslaglegging, heeft E* geen betaling kunnen verkrijgen. Tijdens de zittingen op 24 november en 5 december 2016 is G* niet verschenen, waardoor het verstek is gehandhaafd.

E* heeft in het kort geding gevorderd dat G* wordt veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag van Afl. 700,00 voor november 2016, plus een bedrag van Afl. 1.500,00 per maand voor elke maand dat G* in gebreke blijft, en een bedrag van Afl. 3.505,83 aan kosten. Daarnaast verzoekt E* om verlof tot tenuitvoerlegging van de veroordeling bij lijfsdwang voor maximaal één jaar. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is, nu deze niet door G* is weersproken en E* voldoende recht en belang heeft bij de verzochte veroordeling.

Het Gerecht heeft G* veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag en heeft verlof verleend voor de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang, met de voorwaarde dat G* maximaal 14 dagen kan worden gegijzeld indien hij niet betaalt. De vordering tot betaling van toekomstige alimentatiebedragen is afgewezen, maar E* kan in de toekomst opnieuw een kort geding aanspannen indien G* opnieuw in gebreke blijft. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Schoemaker en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 14 december 2016
Behorend bij K.G. no. 2741 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in het kort geding van:
[naam],
handelende in haar hoedanigheid van moeder en wettelijke vertegenwoordiger van [naam minderjarige],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: E*,
procederende in persoon,
tegen:
[naam],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: G*,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 24 november 2016 en 5 december 2016.
1.2
G* heeft zich bij brief gedateerd 28 november 2016 tot de rechter gewend. De rechter heeft die brief opgevat als een verzoek tot zuivering van het ter terechtzitting van 24 november 2016 aan G* verleende verstek, nadat hij op die terechtzitting niet was verschenen, en partijen opgeroepen om ter terechtzitting van 5 december 2016 opnieuw te verschijnen. Op 5 december 2016 is G* echter wederom niet verschenen, waardoor het verstek is gehandhaafd.
1.3
E* heeft ter terechtzittingen van 24 november 2016 en 5 december 2016 haar (gewijzigde) eis toegelicht.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.De FEITEN

2.1
Uit een inmiddels beëindigde relatie van partijen is geboren de minderjarige [naam minderjarige], geboren te Aruba op [geboortedatum] (hierna: het kind). Het kind is door G* erkend.
2.2
Partijen hebben op 1 juli 2014 ten overstaan van dit gerecht in een door G* aanhangig gemaakte procedure (EJ nr. 163 van 2014) een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Deze vaststellingsovereenkomst is in een proces-verbaal vastgelegd. In die vaststellingsovereenkomst zijn partijen onder meer overeengekomen dat G* iedere maand Afl. 1.500,00 alimentatie ten behoeve van het kind aan E* zal voldoen.
2.3
G* was vanaf oktober 2014 achterstallig met de betaling van de vastgestelde alimentatie. E* heeft G* herhaaldelijk aangemaand om de achterstallige alimentatie te betalen. Zij heeft tevens via beslaglegging betaling trachten te verkrijgen, hetgeen niet is gelukt.
2.4
G* heeft hangende dit kort geding de achterstallige alimentatie tot en met de maand oktober 2016 geheel voldaan. De alimentatie voor de maand november 2016 is gedeeltelijk betaald (Afl. 700,00 is openstaand). De alimentatie voor de maand december 2016 is daarna ook in zijn geheel betaald.

3.DE VORDERING

3.1
E* vordert na wijziging van eis dat het Gerecht - zo het begrijpt – in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. G* veroordeelt om aan E* te betalen het bedrag groot Afl. 700,00 aan achterstallige alimentatie voor de maand november 2016 te vermeerderen met Afl. 1.500,00 per maand voor iedere maand dat G* zich niet houdt aan de alimentatieverplichting, alsmede tot betaling van Afl. 3.505,83 aan kosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
b. verlof verleent aan E* om de veroordeling onder a. bij lijfsdwang ten uitvoer te mogen leggen voor de duur van ten hoogste één jaar,
c. G* veroordeelt in de proceskosten (zowel de daadwerkelijke advocaatkosten, alle deurwaarderskosten, nakosten advocaat, griffiegeld en koerierskosten), vermeerderd met de wettelijke rente als niet binnen acht dagen na dagtekening van dit vonnis zal zijn betaald.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vordering is, nu deze niet door G* is weersproken, toewijsbaar indien en voor zover deze het gerecht niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
4.2
De tenuitvoerlegging bij lijfsdwang is mogelijk ten aanzien van vonnissen en beschikkingen voor zover zij een veroordeling tot iets anders dan het betalen van geld inhouden, alsmede van vonnissen, beschikkingen en authentieke akten waarbij een uitkering tot levensonderhoud is verschuldigd. De tenuitvoerlegging bij lijfsdwang is een ultimum remedie, waarbij terughoudendheid is geboden.
4.3
E* heeft onweersproken gesteld dat G* in staat is de verschuldigde alimentatie te voldoen en desondanks steeds weigerachtig is geweest om de verschuldigde alimentatiegelden (tijdig) te betalen, alsmede dat hij geen verhaal biedt. Voorts wordt aannemelijk geoordeeld dat E* het thans nog achterstallige bedrag aan alimentatie dringend nodig heeft voor de verzorging en opvoeding van het kind.
4.4
Aangezien ingevolge de wet de tenuitvoerlegging bij lijfsdwang van de vaststellingsovereenkomst zelf niet kan worden toegestaan, heeft E* voldoende recht op en belang bij de verzochte veroordeling tot betaling van de thans nog achterstallige alimentatie over de maand november 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het gerecht zal dit deel van de vordering toewijzen en tevens verlof verlenen om deze veroordeling ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang, met dien verstande dat G* te dezen voor de duur van maximaal 14 dagen mag worden gegijzeld en voorts dat aan G* nog een termijn van een week na betekening van dit vonnis zal worden gegund om alsnog bedoeld bedrag aan E* te betalen.
4.5
Het gerecht ziet geen aanleiding om voor de toekomstige alimentatiebedragen een veroordeling uit te spreken, nu terughoudendheid is geboden bij het toestaan van tenuitvoerlegging bij lijfsdwang en thans nog niet kan worden gezegd dat G* na dit vonnis wederom nalatig zal zijn met de betaling van de verschuldigde alimentatie. Zo G* toch nalatig zal blijven met de betaling van de alimentatie, staat voor E* de weg open om een nieuw kort geding op te starten om opnieuw verlof voor tenuitvoerlegging bij lijfsdwang te vragen.
4.6
Het gevorderde bedrag aan kosten is onvoldoende aannemelijk geworden voor wat betreft de volgende kosten:
Afl.196,37 betekening 22 maart, nu dit een betekening door G* aan E* betreft. In totaal zal G* veroordeeld worden om aan E* te betalen een bedrag van Afl. 1.814,46 (198,72 + 181,13 + 262,89 + 206,72 + 400,00 + 500,00 + 50,00 + 15,00), vermeerderd met wettelijke rente. Ingevolge de wet kan deze veroordeling, nu het betaling van een geldsom betreft (niet zijnde alimentatie), niet ten uitvoer worden gelegd bij lijfsdwang. Het verzochte verlof wordt in zoverre geweigerd.
4.7
G* zal als de merendeel in het ongelijk te stellen partij en omdat hij eerst na het aanhangig worden van deze procedure tot betaling van het overgrote deel van de verschuldigde alimentatie is overgegaan, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,00 aan griffiegelden en Afl. 491,63 aan oproepingskosten (waarbij de zegelkosten reeds zijn inbegrepen).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
veroordeelt G* om aan E* te betalen het bedrag van Afl. 700,00 aan achterstallige alimentatie voor het kind over de maand november 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt G* om aan E* te betalen het bedrag van Afl. 1.814,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3
verleent verlof aan E* om de veroordeling onder 5.1 na betekening van dit vonnis aan G* en bij gebreke van betaling uiterlijk op de 7de dag na die betekening bij lijfsdwang ten uitvoer te mogen leggen, en uit dien hoofde G* in gijzeling te doen stellen totdat hij Afl. 700,00 aan achterstallige alimentatie ten behoeve van het kind heeft betaald aan E*, zulks desnoods met behulp van de sterke arm zo lang in overeenstemming met de wet;
5.4
bepaalt dat G* te dezen niet langer dan 14 dagen in gijzeling mag worden gesteld;
5.5
veroordeelt G* in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van E*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 750,00 aan griffiegelden en Afl. 491,63 aan oproepingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis zal zijn betaald tot aan de dag van algehele voldoening;
5.6
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 december 2016.