In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 13 december 2016 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om voogdij over twee minderjarigen, [A] en [B]. De verzoekers, [X] en [Y], hebben het verzoek ingediend na het overlijden van de moeder van de minderjarigen, die het ouderlijk gezag alleen uitoefende. De moeder is in 2008 overleden, waarna de verzoekers de zorg voor de minderjarigen op zich hebben genomen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 september 2016 werd ingediend, gevolgd door een minderjarigenverhoor op 21 november 2016 en een mondelinge behandeling op 22 november 2016. Tijdens deze behandeling was de Voogdijraad vertegenwoordigd door mevrouw A. Emmanuel.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarigen zijn geboren in Suriname en zijn niet erkend door hun vader. Na het overlijden van de moeder is het noodzakelijk geworden om in het gezag over de minderjarigen te voorzien. De verzoekers hebben verzocht om benoeming tot voogdij, wat door de Voogdijraad werd ondersteund. De Voogdijraad heeft aangegeven dat er geen bezwaren zijn tegen de verzoekers en dat zij in het belang van de minderjarigen handelen. De rechter heeft, op basis van artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, besloten om het verzoek toe te wijzen en [X] te benoemen tot voogdes over de minderjarigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.