ECLI:NL:OGEAA:2016:875

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1923 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader met betrekking tot kinderalimentatie voor minderjarigen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tegen de vader van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], met betrekking tot de betaling van kinderalimentatie. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 15 augustus 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2016 waren de vader en de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Voogdijraad, waaronder mr. M. Ras en mevrouw A. Flanders.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader en de moeder zijn de ouders van de minderjarigen, geboren in respectievelijk 1999 en 2005. De Voogdijraad verzocht de vader te veroordelen tot het betalen van Afl. 400,- per maand voor [minderjarige 1] en Afl. 300,- per maand voor [minderjarige 2], met ingang van 1 september 2016. De vader werd als voldoende draagkrachtig beschouwd om aan deze verplichtingen te voldoen.

Het gerecht heeft de verplichtingen van ouders om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen bevestigd, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De hoogte van de kinderalimentatie is bepaald op basis van de behoefte van de minderjarigen en de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft haar kosten voor de kinderen vastgesteld op Afl. 1.395,- per maand, terwijl de vader een netto inkomen van Afl. 6.410,- per maand heeft. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, heeft het gerecht besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 700,- per maand moet betalen, met specifieke bedragen voor elk van de minderjarigen.

De beschikking is gegeven op 6 december 2016 door mr. J. Sap, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 6 december 2016
behorend bij EJ nr. 1923 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en:
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[minderjarige 1],
[minderjarige 2],
de minderjarigen,
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 15 augustus 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 25 oktober 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mr. M. Ras en mevrouw A. Flanders.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn in Aruba geboren: [minderjarige 1] op [datum] 1999 en [minderjarige 2] op [datum] 2005.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 september 2016 een bedrag van Afl. 400,- per maand te betalen voor [minderjarige 1] en een bedrag van Afl. 300,- per maand voor [minderjarige 2]. Daartoe wordt gesteld dat de vader voldoende draagkrachtig is.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie is de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De behoefte van de kinderen
4.3.1
Bij het vaststellen van de behoefte van de minderjarige hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten en de kosten aan kleding, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de behoefte niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor buitengewone vervoerkosten en bijles).
4.3.2
De moeder heeft de kosten van de minderjarigen bepaald op Afl. 1.395,-. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht ervan uit zal gaan dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen maandelijks Afl. 1.395,- bedragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Blijkens de door de moeder overgelegde salarisslips bedraagt haar salaris netto gemiddeld afgerond ca Afl. 1.886,- per maand, vermeerderd met het gemiddelde bedrag van Afl. 1.350,- per maand (andere inkomsten), voor een totaal gemiddeld maandinkomen van Afl. 3.236,-.
4.4.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht er vanuit dat zij, exclusief de kosten van de hypotheek, een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “hypotheek” ad Afl. 899,-. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.299,-.
4.4.3
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.236,- minus Afl. 2.299,-) ca. Afl. 937,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Blijkens de door de vader overgelegde salarisslips bedraagt zijn salaris netto gemiddeld afgerond ca Afl. 6.410,- per maand.
4.5.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader gaat het gerecht er vanuit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Met de andere door de man opgevoerde lasten houdt het gerecht geen rekening, omdat niet is gebleken dat deze kosten prioriteit genieten boven zijn verplichting te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
4.5.3
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 6.410,- minus Afl. 1.400,-) ca. Afl. 5.010, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen.
4.6
Gelet op de draagkracht van partijen en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 700,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van beide minderjarigen in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 september 2016.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [de vader] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [datum] 1999 in Aruba, op Afl. 400,- per maand, en van de minderjarige [minderjarige 2], geboren op [datum] 2005 in Aruba, op Afl. 300,- per maand, met ingang van 1 september 2016, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, ter zitting van 6 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.