ECLI:NL:OGEAA:2016:855

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 november 2016
Publicatiedatum
5 januari 2017
Zaaknummer
EJ nr. 1922 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting van ouderlijk gezag en benoeming van voogdes in een zaak betreffende een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontzetting van de vader uit het ouderlijk gezag over zijn minderjarige kind, en de benoeming van de grootmoeder moederszijde tot voogdes. Het verzoek is ingediend door de Voogdijraad, die de minderjarige op 24 mei 2016 aan het gezag van de vader onttrok en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwde. De vader was eerder belast met het gezag over de minderjarige, maar er waren ernstige zorgen over zijn opvoedingscapaciteiten en de emotionele veiligheid van het kind.

De procedure begon met een verzoekschrift van de Voogdijraad, gevolgd door een verweerschrift van de vader. Tijdens de zitting op 18 oktober 2016 werd de minderjarige gehoord, die aangaf dat hij niet meer bij zijn vader wilde wonen en dat hij zich gekleineerd voelde door hem. De Voogdijraad concludeerde dat er sprake was van ernstige emotionele mishandeling en verwaarlozing door de vader, en adviseerde om hem van het gezag te ontzetten.

De vader betwistte de claims van de Voogdijraad en stelde dat hij al dertien jaar voor de minderjarige zorgde zonder klachten. Hij ontkende de beschuldigingen van mishandeling en gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de benoeming van de grootmoeder als voogdes. Het gerecht oordeelde echter dat er voldoende gronden waren voor ontzetting van het ouderlijk gezag, gezien de ernst van de situatie en de noodzaak om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen. De grootmoeder werd benoemd tot voogdes, en de beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 29 november 2016
Behorend bij EJ nr. 1922 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
Belanghebbenden:
[de vader], de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez,
[de moeder],de moeder,
[de grootmoeder moederszijde],de grootmoeder moederszijde, tevens voorgestelde voogdes.
[minderjarige],de minderjarige,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 15 augustus 2016,
- het verweerschrift met producties, ingediend op 17 oktober 2016,
- het proces-verbaal van de zitting van 18 oktober 2016,
- het verhoor van de minderjarige op19 oktober 2016.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige voornoemd is op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] geboren. Hij is door de vader erkend.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 19 augustus 2004 (EJ 666/2003) is de vader met het gezag over de minderjarige belast.
2.3
Op 24 mei 2016 heeft het openbaar ministerie de minderjarige aan het gezag van de vader onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd.
2.4
Bij beschikking van dit gerecht van 30 augustus 2016 (EJ 1314/2016) is bepaald dat de minderjarige voorlopig aan de Voogdijraad wordt toevertrouwd totdat omtrent de ontzetting bij gewijsde is beslist.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot ontzetting van de vader uit het ouderlijk gezag over de minderjarige met benoeming van [grootmoeder moederszijde] tot voogdes.
3.2
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen.
3.3
In het rapport van de Voogdijraad van 8 augustus 2016 staat voor zover hier van belang, het volgende.
Nadat de minderjarige voorlopig aan de Voogdijraad werd toevertrouwd, heeft de Voogdijraad diverse keren doch tevergeefs getracht de vader te spreken om zijn kant van het verhaal te horen. De vader heeft – op advies van zijn gemachtigde – geen medewerking verleend aan het onderzoek van de Voogdijraad.
De minderjarige heeft aangegeven dat de vader niet normaal met hem praat maar hem constant uitscheldt, grof taalgebruik tegen hem bezigt en hem kleineert, en dat de vader hem ook heeft verboden contact op te nemen met de moeder, die sinds een aantal maanden in [eiland] woont. Hij wil niet meer bij de vader wonen en stemt in met benoeming van de grootmoeder als zijn voogd.
Uit informatie verkregen van de informanten heeft de Voogdijraad afgeleid dat de vader niet over de nodige pedagogische vaardigheden beschikt om op een adequate manier om te gaan met de minderjarige en dat de band tussen vader en de minderjarige zodanig verstoord is dat er binnen afzienbare tijd geen mogelijkheid bestaat voor verbetering hiervan, aangezien geen van beiden hieraan willen werken.
De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de minderjarige onder het gezag van de vader bedreigd wordt, dat er sprake is van ernstige emotionele mishandeling en verwaarlozing van de minderjarige door de vader, en dat de vader op grove wijze misbruik heeft gemaakt van zijn gezag.
Geadviseerd wordt om de vader van zijn gezag te ontzetten, met benoeming van de grootmoeder moederzijde tot voogdes.
3.4
De vader heeft te kennen gegeven het niet eens te zijn met het advies van de Voogdijraad en heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de Voogdijraad (door zijn optreden) de relatie tussen de vader en de minderjarige kapot heeft gemaakt en onherstelbare schade heeft aangericht, voorts dat hij geen vertrouwen heeft in de Voogdijraad, dat dit alles een vooropgezet plan is van de voorgestelde voogdes, en dat de Voogdijraad, waarschijnlijk uit boosheid dat hij niet heeft meegewerkt aan het onderzoek, hem wil straffen door te adviseren om hem van het gezag te ontzetten. Volgens de vader zijn er geen gronden om hem van het gezag te ontzetten, nu hij al ruim dertien jaar lang de minderjarige alleen verzorgt zonder dat daarover ooit enige klacht is geweest. Hij ontkent dat hij de minderjarige constant zou uitschelden of hem zou kleineren. Hij heeft geen bezwaren tegen benoeming van de grootmoeder moederzijde tot voogdes over de minderjarige.
3.5
Dat de raadsonderzoekers van de Voogdijraad in dit geval – zoals de vader heeft betoogd – op niet professionele wijze hun werk hebben gedaan, is niet gebleken en overigens ook niet aannemelijk gemaakt. Het gerecht verenigt zich met de conclusie van de Voogdijraad en acht het, mede gelet op het minderjarigenverhoor alsmede het verhandelde ter zitting, in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat de vader van het ouderlijk gezag over hem wordt ontzet, nu er naar het oordeel van het gerecht sprake is van misbruik van gezag en van grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
3.6
Ingevolge artikel 1:275 BWA benoemt de rechter een voogd over de minderjarige indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent. In dit geval dient een voogd te worden benoemd. De grootmoeder is bereid de voogdij over de minderjarige te aanvaarden. Nu overigens niet is gebleken van bezwaren hiertegen, zal het gerecht haar tot voogd benoemen.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontzet de vader [vader] van het ouderlijk gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
benoemt [grootmoeder moederszijde] tot voogdes over de minderjarige,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag, 29 november 2016 door de rechter mr. N.K. Engelbrecht in tegenwoordigheid van de griffier.