ECLI:NL:OGEAA:2016:849

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
A.R. no. 252 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht inzake studentenkredietovereenkomst en verzwaarde stelplicht

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen ING Bank N.V. en een gedaagde wonende in Aruba. De zaak betreft een studentenkredietovereenkomst waarbij ING Bank vorderingen heeft ingesteld tegen de gedaagde. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 1 juni 2016, waarin het Gerecht de partijen heeft geïnformeerd over de verdere procedure. ING Bank is in de gelegenheid gesteld om haar vorderingen nader te onderbouwen, maar heeft naar het oordeel van het Gerecht niet voldaan aan de verzwaarde stelplicht die op haar rustte. Het Gerecht oordeelt dat ING onvoldoende bewijs heeft geleverd van de door gedaagde verrichte aflossingen en dat zij niet in staat is geweest om de benodigde bankafschriften te overleggen. Hierdoor is de gedaagde van rechtswege in verzuim geraakt, omdat zij zich niet aan de verbintenis heeft gehouden. Het Gerecht heeft de vorderingen van ING afgewezen, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. ING wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. De beslissing is genomen op 30 november 2016 en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 30 november 2016
Behorend bij A.R. no. 252 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd in Nederland,
eiseres,
hierna ook te noemen: ING Bank,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. P.A.J. van der Biezen.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure tot 1 juni 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de door ING genomen akte houdende uitlatingen, met één productie;
-de door Gedaagde genomen antwoordakte.
1.2 Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
ING is krachtens het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om in het kader van bij dat vonnis geoordeelde op ING rustende verzwaarde stelplicht haar vorderingen op Gedaagde nader helder gespecificeerd te onderbouwen, uit welke specificatie de (mogelijk) door Gedaagde verrichte aflossingen - mede gelet op haar verjaringsberoep - telkens blijken. Naar het oordeel van het Gerecht heeft ING die op haar rustende verzwaarde stelplicht niet of in onvoldoende mate nader ingevuld. Het had te dezen in het licht van het door Gedaagde opgeworpen verweer op de weg van ING gelegen om alle bankafschriften met betrekking tot Gedaagde en haar studentenkredietovereenkomst in het geding te brengen voorzien van een heldere toelichting. Gesteld noch is gebleken dat ING niet in staat is om die afschriften in het geding te brengen.
2.3
Voorts heeft ING niet voldaan aan de door dit Gerecht bij zijn tussenvonnis aan haar gegeven opdracht om, in het licht van het geslaagde beroep van Gedaagde op vernietiging van de algemene voorwaarden van ING (lees tevens: Postbank N.V.), haar stelling - dat het aan Gedaagde verstrekte krediet geheel opeisbaar is geworden vanaf augustus 2011 - nader te onderbouwen met het antwoord op de vraag op grond waarvan dat het geval is. ING kan te dezen naar het oordeel van het Gerecht niet volstaan met de enkele stelling “
dat Gedaagde van rechtswege in verzuim is geraakt omdat zij zich niet aan de verbintenis heeft gehouden”. Zonder nadere uitleg, die ontbreekt, is die stelling immers vaag en onbegrijpelijk.
2.4
Vorenstaande brengt met zich dat de vorderingen van ING, als zijnde onvoldoende verificatoir onderbouwd, zullen worden afgewezen.
2.5
ING zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2.5 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 1.000,-- per punt). Hierbij wordt nog overwogen dat voor de berekening van het belang van de zaak in Arubaans courant de koers van de Euro ten opzichte van de Arubaanse florin ten tijde van de indiening van het inleidend verzoekschrift, te weten 11 februari 2015, in aanmerking is genomen (1 Euro = Afl. 2,01).

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door ING verzochte;
-veroordeelt ING in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.