ECLI:NL:OGEAA:2016:844

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
A.R. no. 240 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering uit hoofde van kredietovereenkomst met afwijzing van buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele procedure, aangespannen door ABN AMRO BANK N.V., heeft de eiseres een geldvordering ingesteld tegen gedaagde sub 2, die samen met zijn echtgenote een kredietovereenkomst had afgesloten. De eiseres vorderde een bedrag van € 7.734,73, bestaande uit een hoofdsom van € 3.788,66, vermeerderd met incassokosten en rente. Gedaagde sub 1 werd ten onrechte in de procedure betrokken en de eiseres verzocht om de procedure tegen haar te royeren. Gedaagde sub 2 betwistte de vordering en stelde dat hij geen krediet had ontvangen van de eiseres en dat hij geen draagkracht had om te betalen.

De rechter oordeelde dat de vordering tegen gedaagde sub 1 niet kon worden ingetrokken, omdat deze had geantwoord en er geen instemming was voor intrekking. De vordering tegen gedaagde sub 2 werd echter toegewezen, omdat de eiseres voldoende bewijs had geleverd van de kredietovereenkomst en gedaagde sub 2 onvoldoende verweer had gevoerd. De rechter wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de eiseres niet had aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt en niet voldeden aan de voorwaarden in de algemene voorwaarden van de bank.

De rechter veroordeelde gedaagde sub 2 tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en stelde de proceskosten vast. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde sub 1, die op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 30 november 2016.

Uitspraak

Vonnis van 30 november 2016
Behorend bij A.R. no. 240 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap,
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Nederland,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:

1.Gedaagde sub 1,

2.
Gedaagde sub 2,
beiden wonende te Aruba,
gedaagden,
procederende in persoon.

1. DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 5 februari 2016,
- de conclusie van antwoord zijdens gedaagde sub 1,
- het mondeling antwoord zijdens gedaagde sub 2,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek zijdens gedaagde sub 2,
- de akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiseres heeft in Nederland aan gedaagde sub 2 en diens echtgenote [X] een krediet verstrekt op basis van een schriftelijke Privelimiet Plus overeenkomst geregistreerd onder nummer 62.28.43.079.
2.2
Eiseres heeft kredietnemers voornoemd schriftelijk gesommeerd om tot betaling van een uit hoofde van voornoemde kredietovereenkomst openstaande hoofdsom van € 3.788,66 vermeerderd met rente en kosten over te gaan.

3.DE VORDERING

3.1
Eiseres vordert dat het gerecht bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde sub 2 veroordeelt om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te voldoen het bedrag van € 7.734,73, zijnde de hoofdsom ad € 3.788,66 vermeerderd met incassokosten ad € 568,30 en rente berekend tot en met 16 december 2015 ad € 3.377,77, nog te vermeerderen met rente over het bedrag van € 3.788,66 te berekenen vanaf 17 december 2015, met veroordeling van gedaagde sub 2 in de kosten van het geding.
3.2
Eiseres heeft bij repliek aangegeven dat zij per abuis gedaagde sub 1 in rechte heeft betrokken en verzocht om de procedure tegen haar te royeren. Eiseres onderbouwt haar vordering jegens gedaagde sub 2 als volgt. Eiseres heeft een krediet verstrekt aan gedaagde sub 2 en zijn echtgenote. Hij is samen met zijn echtgenote hoofdelijk aansprakelijk om de vordering te voldoen.
3.3
Gedaagde sub 1 heeft bij antwoord gesteld dat zij ten onrechte in rechte is betrokken en niet (het gerecht begrijpt: nader) in rechte zal verschijnen. Gedaagde sub 2 voert samengevat het volgende verweer. Gedaagde sub 2 heeft bij antwoord gesteld dat hij al 8 jaar op Aruba woont, geen geld heeft geleend van eiseres en niet weet waar de vordering over gaat. Bij dupliek heeft gedaagde sub 2 diverse stukken in het geding gebracht waaruit zijn maandelijkse lasten blijken. Hij heeft gesteld dat hij geen draagkracht heeft.

4.DE BEOORDELING

4.1
Intrekking van de vordering jegens gedaagde sub 1 is niet mogelijk omdat gedaagde sub 1 heeft geantwoord en eiseres niet heeft gesteld dat gedaagde sub 1 akkoord gaat met intrekking. De vordering zal jegens gedaagde sub 1 worden afgewezen.
4.2
De Bank heeft de door haar gevorderde hoofdsom en rente jegens gedaagde sub 2 voldoende onderbouwd, terwijl gedaagde sub 2 de vordering onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Uit de door eiseres in het geding gebrachte kredietovereenkomst blijkt dat gedaagde sub 2 de kredietovereenkomst mede is aangegaan. Gedaagde sub 2 heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde bedragen. De gestelde financiële situatie van gedaagde sub 2 staat er niet aan in de weg dat de eiseres het verschuldigde in rechte kan opvorderen. De gevorderde hoofdsom en rente liggen derhalve voor toewijzing gereed.
4.3
Eiseres heeft gesteld dat gedaagde sub 2 de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is op grond van haar algemene voorwaarden en bovendien omdat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. Uit de door eiseres in het geding gebrachte algemene voorwaarden volgt, in tegenstelling tot hetgeen eiseres heeft gesteld, niet dat eiseres recht heeft op vergoeding van 15% buitengerechtelijke incassokosten, maar slechts op overige bijzondere kosten voortvloeiend uit de relatie met de cliënt voor zover dit redelijk is (artikel 28 lid 2). De Bank heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, voor welke verrichtingen de proceskostenveroordeling een vergoeding insluit. Het gerecht ziet in deze omstandigheden aanleiding de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij dient eiseres veroordeeld te worden in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde sub 1 zijn gevallen, welke kosten worden begroot op nihil.
4.5
Als de in het ongelijk te stellen partij dient gedaagde sub 2 veroordeeld te worden in de proceskosten die aan de zijde van eiseres zijn gevallen, welke kosten worden begroot op Afl. 450,00 aan griffiegeld, Afl. 231,42 aan oproepingskosten en Afl. 1.250,00 (2.5 punten bij tarief 3) aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht, recht doende:
5.1
veroordeelt gedaagde sub 2 om tegen behoorlijk kwijting aan eiseres te betalen het bedrag van € 7.166,43, te vermeerderen met de contractuele rente over het bedrag van € 3.788,66 te berekenen vanaf 17 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
veroordeelt gedaagde sub 2 in de proceskosten gevallen aan de zijde van de Bank, tot op heden te begroten op een bedrag van Afl. 450,00 aan griffiegeld, een bedrag van Afl. 231,42 aan oproepingskosten en een bedrag van Afl. 1.250,00 aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde jegens gedaagde sub 2;
5.5
wijst af de vordering jegens gedaagde sub 1;
5.6
veroordeelt eiseres in de proceskosten gevallen aan de zijde van gedaagde sub 1, tot op heden te begroten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.