ECLI:NL:OGEAA:2016:839

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 november 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2431 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een lening voor de aanschaf van een voertuig

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, de erfgenaam van haar overleden zoon. Eiseres stelt dat zij op 25 augustus 2011 een bedrag van Afl. 25.000,00 heeft uitgeleend aan de erflater voor de aanschaf van een Honda Civic. Tijdens de bewijslevering heeft eiseres twee getuigen gehoord: haar echtgenoot en de verkoper van de Honda Civic. De echtgenoot verklaarde dat hij aanwezig was toen de lening werd besproken, maar zijn getuigenis werd als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat hij niet als onafhankelijke getuige kon worden aangemerkt en zijn verklaring niet werd ondersteund door ander bewijs. De verkoper, getuige [naam Y], verklaarde dat hij slechts Afl. 2.500,00 had ontvangen van eiseres, wat de stelling van eiseres ondermijnde.

Het gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat eiseres daadwerkelijk een lening had verstrekt aan de erflater. De vordering van eiseres werd afgewezen, evenals de vordering in reconventie. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, en gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres in de reconventie. Dit vonnis werd uitgesproken op 23 november 2016 door mr. M. Schoemaker, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 23 november 2016
Behorend bij A.R. no. 2431 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[EISERES],
wonende te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. E.C.P.M. Kok,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 17 juni 2015 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 28 september 2015 en 16 november 2015 hebben getuigenverhoren plaatsgevonden, zoals vastgelegd in de processen-verbaal van die verhoren. [gedaagde] heeft afgezien van contra-enquete. Daarna zijn de volgende processtukken verricht:
- de conclusie na enquete zijdens [eiseres];
- de antwoordconclusie na enquete zijdens [gedaagde].
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
[eiseres] is in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van haar stelling, dat zij op 25 augustus 2011 een bedrag van Afl. 25.000,00 aan erflater (haar overleden zoon [naam]) heeft geleend voor de aanschaf van een Honda Civic door erflater. Zij heeft daartoe twee getuigen doen horen, te weten haar echtgenoot, [naam X] en de verkoper van de Honda Civic, [naam Y]. [eiseres] is er aan de hand van deze twee getuigen niet in geslaagd om te bewijzen dat zij een bedrag van Afl. 25.000,00 (althans een lager bedrag) heeft uitgeleend aan erflater voor de aanschaf van de Honda Civic. Haar echtgenoot heeft weliswaar verklaard dat hij aanwezig was op het moment dat [eiseres] aan erflater vertelde dat het een lening betrof en dat erflater in dat gesprek akkoord ging met de lening, maar aan deze verklaring komt onvoldoende bewijskracht toe. Deze getuige kan niet als een onafhankelijke getuige worden aangemerkt, terwijl de verklaring in onvoldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs. Daarnaast geldt dat de echtgenoot niets heeft verklaard over de hoogte van het uitgeleende bedrag. Het gerecht acht het ook twijfelachtig dat volgens deze getuige [naam X] pas achteraf, de dag na de betaling aan de verkoper, aan de erflater zou hebben verteld dat het betaalde bedrag een lening betrof. De verklaring van getuige [naam Y] biedt evenmin bewijs van de stelling dat er door [eiseres] gelden zijn uitgeleend aan erflater, ook niet in samenhang met de verklaring van de echtgenoot van [eiseres]. De verkoper, getuige [naam Y] heeft verklaard dat hij niet Afl. 25.000,00, zoals vermeld staat in de door [eiseres] overgelegde verklaring/koopovereenkomst, maar slechts Afl. 2.500,00 heeft ontvangen van [eiseres]. Getuige [naam Y] heeft verder verklaard dat hij eerst Afl. 2.000,00 heeft ontvangen en pas naderhand een extra bedrag van Afl. 500,00 nadat bleek dat er een scheur in de voorruit (naar het gerecht begrijpt: in de voorruit van de pickup) zat. Dit alles maakt de overgelegde verklaring/koopovereenkomst onbetrouwbaar. Het gerecht acht voorts niet begrijpelijk dat de getuige heeft verklaard dat de pickup en de boot een waarde vertegenwoordigden van Afl. 15.000,00 en dat door latere bijvoeging van de trailer, de totale waarde uitkwam op Afl. 25.000,00, hetgeen het totale bedrag is dat de getuige blijkens zijn verklaring voor de Honda Civic wenste te ontvangen. Dit zou impliceren dat er uiteindelijk geen contant bedrag bijbetaald behoefde te worden. Voorts heeft getuige [naam Y] niets kunnen verklaren over de vraag of er een lening tot stand is gekomen tussen [eiseres] en de erflater.
2.2
De conclusie uit het voorgaande is dat in rechte niet is komen vast te staan dat [eiseres] gelden heeft uitgeleend aan erflater voor de aanschaf van de Honda Civic en zij te dier zake een vordering heeft op [gedaagde] als erfgenaam. De vordering in conventie dient daarom afgewezen te worden. Zoals in voormeld tussenvonnis al werd overwogen, dient de vordering in reconventie eveneens afgewezen te worden.
2.3
[eiseres] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in conventie, gevallen aan de zijde van [gedaagde], te dragen, welke kosten worden begroot op Afl. 4.375,00 (3 1/2 punt bij tarief 5) aan gemachtigdensalaris.
2.4
[gedaagde] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het geding in reconventie, gevallen aan de zijde van [eiseres], te dragen, welke kosten worden begroot op Afl. 2.187,50 (helft conventie) aan gemachtigdensalaris.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
In conventie
3.1
wijst de vordering af;
3.2
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op Afl. 4.375,00 aan gemachtigdensalaris;
In reconventie
3.3
wijst de vordering af;
3.4
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op Afl. 2.187,50 aan gemachtigdensalaris;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.