ECLI:NL:OGEAA:2016:833

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
E.J. 1363 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en rechtsgeldigheid in arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap ECO Destination Management Services of Aruba N.V. (hierna: ECO) en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerder]. De procedure is gestart door ECO, die zich beroept op een concurrentiebeding dat in de arbeidsovereenkomst van [verweerder] was opgenomen. ECO verzoekt de rechter om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een contractuele boete van Afl. 1.000,00 per dag wegens overtreding van dit concurrentiebeding, dat zou gelden tot 24 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder] was werkzaam bij ECO van 3 november 2003 tot 1 juni 2014, waarna zij in dienst trad bij De Palm Tours (DPT). ECO heeft [verweerder] op 22 oktober 2014 gesommeerd om haar werkzaamheden bij DPT te staken, maar [verweerder] heeft deze werkzaamheden voortgezet. ECO heeft pas op 9 juni 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin zij aanspraak maakt op de boetes die zijn verbeurd sinds de sommatie.

De rechter heeft geoordeeld dat ECO zich niet kan beroepen op het concurrentiebeding, omdat het beding zijn werking had verloren op het moment dat [verweerder] bij DPT in dienst trad. Bovendien heeft ECO niet tijdig actie ondernomen om haar rechten te handhaven, wat in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De rechter heeft het verzoek van ECO afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure. Het tegenverzoek van [verweerder] is eveneens afgewezen, maar de kosten daarvan zijn gecompenseerd.

Uitspraak

Beschikking van 22 november 2016
Behorend bij E.J. 1363 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ECO DESTINATION MANAGEMENT SERVICES OF ARUBA N.V.
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: ECO,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
[verweerder],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens tegenverzoek;
- de pleitaantekeningen van beide partijen
- de behandeling ter zitting van 11 oktober 2016 en de daarvan gemaakte aantekeningen door de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
ECO is een zogenaamd ‘Destination Management Service bedrijf’ (DSM-bedrijf) dat zich bezig houdt met het verlenen van diensten aan klanten in de toeristische sector. Zij richt zich onder meer op (Amerikaanse) bedrijven of beroeps- of vakverenigingen die in Aruba activiteiten (bijvoorbeeld congressen/seminars) organiseren voor hun werknemers.
2.2
In Aruba bestaan 4 DSM-bedrijven, te weten: ECO, De Palm Tours (hierna DPT), EPIC en Red Sail Sport.
2.2 [
verweerder] is op
3 november 2003in dienst getreden van ECO.
Laatstelijk vervulde zij de functie van Operation Manager.
Binnen deze functie voerde zij de met de klant gemaakte afspraken uit.
2.3
In de op
1 januari 2011tot stand gekomen schriftelijke arbeidsovereenkomst is onder meer bedongen:
12
NOT COMPETING CLAUSE
12.In the event that you resign or are terminated prior to the termination of this contract and after
12.1.1.
Employee is not permitted, within a period of 24 months after termination of this employment in the island of Aruba:
12.1.1.1. To be working in pay of a company with the same or similar or related company as the company of the employer.
12.1.1.2. to do business that is same or similar or related to the company of the employer.
12.1.2.
By violating sub 12.1.1. and 12.1.2. of this article, the employee owes the employer an immediately payable penalty of AWG 1.000,00 for every day the employee violates his clause, not withstanding the right of employer to recover the real suffer expenses at law on employee.’
2.4
Op
1 juni 2014is [verweerder] in dienst getreden bij DPT.
2.5
Bij brief van
22 oktober 2014wijst ECO [verweerder] er onder meer op dat zij het concurrentiebeding overtreedt. ECO sommeert [verweerder] dat zij op
24 oktober 2012 om 12.00 uurhaar concurrerende werkzaamheden dient te staken op straffe van een dwangsom.
2.5
[verweerder] heeft haar werkzaamheden bij DPT onafgebroken voortgezet.
2.6
Op
9 juni 2016heeft ECO het onderhavige verzoekschrift ingediend.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
ECO verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
a. [verweerder] te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van Afl. 1.000,00 per dag vanaf 1 juni 2014, dan wel 22 oktober 2014 tot de einddatum van het concurrentiebeding of tot het staken van de door haar gepleegde overtredingen, te vermeerderen met de wettelijke rente;
b. te verklaren voor recht dat [verweerder] de tussen ECO en haar bestaande arbeidsovereenkomst, althans de artikelen 10 en 12 heeft geschonden en om deze reden gehouden is de schade die ECO hierdoor lijdt te vergoeden;
c. te bepalen dat de schade opgemaakt dient te worden bij staat;
d. [verweerder] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2
ECO baseert haar verzoek - kort weergegeven - op het tussen partijen in 2011 overeengekomen concurrentiebeding.
3.3 [
verweerder] voert hiertegen verweer dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.
Bij zelfstandig tegenverzoek verzoekt [verweerder] het concurrentiebeding te vernietigen.
3.4
ECO voert hiertegen verweer, dat eventueel bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of ECO zich, op het door haar op 1 januari 2011 bedongen concurrentiebeding, kan beroepen, nu vast staat dat [verweerder] op
1 juni 2014bij De Palm Tours in dienst is getreden en het concurrentiebeding zijn werking verloor op
1 juni 2016. Het onderhavige verzoek is ingediend op
9 juni 2016, derhalve daags nadat het beding reeds was uitgewerkt.
4.2
Op de eerste plaats belemmert de wijze van totstandkoming een beroep op het concurrentiebeding. Hiertoe strekt het volgende.
[Verweerder] was bijna 12 jaar werkzaam bij ECO op basis van mondelinge afspraken, toen zij van de een op de andere dag verzocht werd een schriftelijke arbeidsovereenkomst te ondertekenen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verweerder] verklaard dat de werknemers onder werktijd naar de keuken moesten komen, waar hen een schriftelijke contract werd aangeboden. Zij heeft voorts onweersproken verklaard dat ECO een aantal punten van dit contract heeft toegelicht, doch verzuimd heeft om de aandacht te vestigen op het concurrentiebeding. Dit laatste lag op de weg van ECO omdat zij van haar werknemers - die reeds jarenlang voor haar werkzaam waren - van de een op de andere dag eiste om zonder enige compensatie in te stemmen met een forse inperking van hun recht op vrije arbeidskeuze. Deze door [verweerder] geschetste en niet weersproken gang van zaken is in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap. Alleen al op deze grond komt ECO geen beroep toe op het concurrentiebeding.
4.3
Echter ook op grond van de volgende feiten en omstandigheden kan ECO geen rechten ontlenen aan het concurrentiebeding. Vast staat dat [verweerder] sinds 1 juni 2014 werkzaam is bij DPT. Afgezien van een eenmalige sommatie op 22 oktober 2014 heeft ECO niets gedaan om de in haar ogen onrechtmatige situatie ongedaan te maken. Eerst bij verzoekschrift van 9 juni 2016 heeft ECO aanspraak gemaakt op de sinds 22 oktober 2014 verbeurde boetes van Afl. 1.000,00 per dag. Deze boete bedraagt over de periode 22 oktober 2014 tot 1 juni 2016 maar liefst Afl. 588.000,00! Naar het oordeel van het gerecht heeft ECO door zo lang ‘stil te zitten’ in strijd met artikel 6:2 BWA gehandeld. Op grond hiervan dienen partijen zich jegens elkaar te gedragen naar de eisen van redelijkheid en billijkheid. Deze eisen brengen met zich mee dat van ECO verwacht kon worden dat zij haar eis - zoals geformuleerd in haar sommatiebrief van 22 oktober 2014 - kracht bij zou zetten in een kort geding-procedure, waardoor de verbeurde boetes niet onnodig hoog zouden oplopen en [verweerder] de keuze had om haar werkzaamheden bij DPT te staken. Door [verweerder] deze keuze te onthouden heeft ECO in strijd met het bepaalde in artikel 6:2 BW gehandeld.
4.4
Aangezien ECO geen beroep toekomt op het concurrentiebeding, behoeft de vraag of er sprake is van overtreding van het concurrentiebeding geen verdere bespreking.
4.5
Nu de vorderingen van ECO worden afgewezen, heeft [verweerder] geen belang bij de beoordeling van haar zelfstandige tegenverzoek.
4.6
ECO wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld, gebaseerd op 2 punten van liquidatietarief 9.
4.7
De kosten van het zelfstandige tegenverzoek worden gecompenseerd, nu volstaan kon worden met het verweer.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
op het verzoek
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt ECO in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verweerder] worden begroot op Afl 8.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
op het tegenverzoek
5.3
wijst het verzoek af;
5.4
compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M, Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 22 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.