In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren in 2008. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 juli 2016 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 oktober 2016, waarbij de verzoeker, de vader en de moeder aanwezig waren.
De vader heeft de minderjarige erkend en is wettelijk verplicht bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding. De vader heeft verweer gevoerd en stelde voor om Afl. 250,- per maand bij te dragen. Het gerecht heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op Afl. 750,- per maand, rekening houdend met de kosten van verzorging, opvoeding en naschoolse opvang. De draagkracht van zowel de vader als de moeder is beoordeeld, waarbij de moeder een netto inkomen van Afl. 2.896,- per maand heeft en de vader een netto inkomen van Afl. 3.222,- per maand.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, inclusief hun noodzakelijke lasten en de bijdrage die zij kunnen leveren, heeft het gerecht geoordeeld dat de vader in staat is om Afl. 400,- per maand bij te dragen aan de kosten van de minderjarige. De ingangsdatum van deze bijdrage is vastgesteld op 1 december 2016. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter W.J. Noordhuizen ter zitting van 22 november 2016.