ECLI:NL:OGEAA:2016:825

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
2 januari 2017
Zaaknummer
LAR nr. 389 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve afwijzende beschikking op bezwaar inzake openbaarheid en bestuur

In deze zaak heeft appellante op 25 november 2015 bezwaar gemaakt tegen een fictieve afwijzende beschikking van de minister van Justitie, die op 19 november 2015 was afgegeven. Deze beschikking betrof verzoeken van appellante op grond van de Landsverordening openbaarheid en bestuur, ingediend op 22 oktober 2015. Aangezien er geen beslissing op het bezwaar was genomen, heeft appellante op 29 februari 2016 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Het gerecht heeft vastgesteld dat appellante tijdig in beroep is gekomen en dat de beslissing waartegen het beroep was gericht, kennelijk niet in stand kon blijven. De rechter oordeelde dat er geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat er geen verweer door de minister was gevoerd. Daarom werd het beroep gegrond verklaard en werd de minister opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.

Daarnaast werd de minister veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding, begroot op Afl. 500,-- aan gemachtigdensalaris. Ook werd bepaald dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar moest worden terugbetaald. Deze uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 21 november 2016, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 21 november 2016
LAR nr. 389 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
gericht tegen:
de minister van Justitie,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Appellante heeft op 25 november 2015 bezwaar gemaakt tegen de beschikking houdende fictieve weigeringen van 19 november 2015 van verweerder op de verzoeken van appellante van 22 oktober 2015 op grond van de Landsverordening openbaarheid en bestuur.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 29 februari 2016 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellante tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2
Ingevolge artikel 32, onder c, van de Lar kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien de beslissing waartegen het beroep is gericht, kennelijk niet in stand kan blijven. De vaststelling dat ten tijde van het sluiten van het onderzoek nog geen reële beslissing op het bezwaar is genomen en de omstandigheid dat geen verweer door verweerder is gevoerd, maken dat de ongemotiveerde, als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende, beschikking kennelijk niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen. Voor inwilliging van het verzoek om dwangsom op te leggen is voorhands geen aanleiding.
2.3
Nu appellante met recht in beroep is gekomen en zich bij gemachtigde heeft laten vertegenwoordigen, is aannemelijk geworden dat appellante hiertoe noodzakelijke kosten heeft gemaakt. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding, begroot op een bedrag van Afl. 500,-- aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 21 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).