ECLI:NL:OGEAA:2016:798

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
K.G. 2490 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning in kort geding zonder spoedeisend belang

In deze zaak, die op 9 november 2016 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E.E. Rosenstand, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.L. Griffith, met als doel de ontruiming van een woning. Eiser stelt dat hij de woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik, omdat hij zijn Venezolaanse partner en hun minderjarige kind naar Aruba wil laten komen. Gedaagde heeft echter de woning niet ontruimd, ondanks eerdere toestemming van de Huurcommissie om de huurovereenkomst op te zeggen wegens huurachterstand en eigen gebruik.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 7 oktober 2016 werd ingediend, gevolgd door producties van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 oktober 2016 werd duidelijk dat gedaagde de woning nog steeds in gebruik heeft. Eiser vorderde dat gedaagde de woning onmiddellijk zou ontruimen en stelde een dwangsom voor bij niet-nakoming. Gedaagde voerde verweer en stelde dat eiser geen spoedeisend belang had bij zijn vordering, aangezien hij dezelfde redenen aanvoerde als eerder bij de Huurcommissie.

De rechter oordeelde dat voor toewijzing van de vordering in kort geding vereist is dat er een grote waarschijnlijkheid is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. De rechter concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet kon wachten op de beslissing in de bodemprocedure. Daarom werd de vordering van eiser afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang. Eiser werd bovendien veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 9 november 2016
Behorend bij K.G. 2490 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISER]
wonende te Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 7 oktober 2016;
- producties, ingediend op 19 oktober 2016 aan de zijde van [gedaagde];
- de pleitnota van mr. Rosenstand;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 oktober 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
[gedaagde] is een aantal jaren geleden een mondelinge huurovereenkomst aangegaan met [eiser], zijnde de broer van haar moeder, met betrekking tot de woning gelegen te [adres] voor de huurprijs van Afl. 800,-- per maand.
2.2
[eiser] heeft zich op 23 juni 2014 tot de Huurcommissie van Aruba gewend, met het verzoek de huurovereenkomst van [gedaagde] te mogen opzeggen wegens huurachterstand en eigen gebruik van de woning. Op 20 oktober 2014 heeft de Huurcommissie de gevraagde toestemming verleend.
2.3
Op 4 april 2016 is voornoemde beslissing, alsmede een drietal brieven van [eiser] van respectievelijk 18 november 2014, 16 januari 2015 en 9 april 2015 waarin hij aangeeft dat de huurovereenkomst is opgezegd conform de beslissing van de Huurcommissie, aan [gedaagde] betekend.
2.4
[gedaagde] heeft de woning echter nog in gebruik en heeft de woning niet ontruimd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te bevelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de woning gelegen te Aruba aan het adres [adres] te ontruimen met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en goederen, en de woning onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van [eiser], en bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor elke dag dat zij dat ontruimingsbevel niet nakomt; met machtiging aan [eiser] om, indien [gedaagde] met die ontruiming in gebreke blijft, deze zelf uit te voeren desnoods met behulp van de sterke arm en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
[eiser] grondt de vordering erop dat hij de door [gedaagde] gehuurde woning dringend nodig heeft voor eigen gebruik.
3.3
[gedaagde] voert hiertegen verweer en verzoekt [eiser] niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft. Zij voert daartoe aan dat [eiser] thans dezelfde grond aanvoert voor de verzochte ontruiming als twee jaren geleden tegenover de Huurcommissie. Tot slot is [eiser] niet bevoegd om de ontruiming te vorderen, omdat hij niet de eigenaar van de woning is.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat vastgesteld kan worden dat deze met grote mate van waarschijnlijkheid door de bodemrechter zal worden toegewezen. Daarnaast moet er worden vastgesteld of er sprake is van feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden.
4.2
[gedaagde] heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.3
In 2014 heeft [eiser] zich tot de Huurcommissie gewend met het verzoek hem toestemming te geven de (onder)huurovereenkomst met [gedaagde] op te zeggen wegens eigen gebruik. Na verkregen toestemming heeft [eiser] de huurovereenkomst zonder succes opgezegd en is [gedaagde] onafgebroken de woning blijven gebruiken tegen betaling van de overeengekomen huur.
4.4
Ter zitting verklaarde [eiser] dat hij de woning nodig heeft om zijn Venezolaanse partner en hun minderjarige kind te huisvesten. Zij verblijven nog in Venezuela en hij wilt hen naar Aruba laten komen. Op de vraag wanneer zijn partner en het kind komen, gaf [eiser] te kennen dat dat nog niet bekend is, omdat hij hen nog niet kan huisvesten. Hij verklaarde dat hij pas een vliegticket zal kopen, zodra hij de beschikking heeft over de woning.
4.5
Wat hier verder van zij, met [gedaagde] is het gerecht van oordeel dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat van hem niet langer gevergd kan worden de beslissing in de bodemprocedure af te wachten.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiser] wegens ontbreken van het vereiste spoedeisende belang wordt afgewezen. Alle overige stellingen en weren kunnen verder onbesproken blijven.
4.7 [
eiser] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde] worden begroot op Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.