ECLI:NL:OGEAA:2016:793
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake schuldvordering van ABN AMRO BANK N.V. tegen gedaagde over kredietovereenkomst en incassokosten
In deze zaak heeft de ABN AMRO BANK N.V. (hierna: 'de Bank') een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Aruba woont. De Bank heeft een kredietovereenkomst met de gedaagde afgesloten in Nederland, maar de gedaagde heeft een bedrag van € 2.812,09 niet volledig afgelost. De Bank vordert dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.566,53, inclusief incassokosten en rente. De gedaagde erkent de hoofdsom, maar verzoekt om de incassokosten en proceskosten af te wijzen en om in termijnen te mogen betalen.
De procedure omvatte een verzoekschrift, conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De rechter heeft vastgesteld dat de Bank voldoende bewijs heeft geleverd voor de hoofdsom en rente, en dat de gedaagde de voorwaarden van de kredietovereenkomst heeft erkend. De rechter heeft echter de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de Bank niet voldoende bewijs heeft geleverd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat ze meer omvatten dan een enkele aanmaning.
Uiteindelijk heeft de rechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 2.860,99 aan de Bank, vermeerderd met contractuele rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 9 november 2016 door mr. M. Schoemaker in aanwezigheid van de griffier.