ECLI:NL:OGEAA:2016:791

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 november 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
A.R. nr. 2520 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake doorlopende verzekeringsovereenkomst tussen Boogaard Assurantien N.V. en Vereniging van Eigenaren Oasis at Eagle Beach

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een geschil tussen Boogaard Assurantien N.V. (hierna: Boogaard) en de Vereniging van Eigenaren Oasis at Eagle Beach (hierna: Oasis) over een doorlopende verzekeringsovereenkomst. Boogaard, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.B. Boyce, vordert betaling van onbetaalde verzekeringspremies door Oasis, die wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. Kock. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 9 december 2015, waarna verdere stukken zijn ingediend door beide partijen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat Boogaard door Treston is gevolmachtigd om de verzekeringspremie te innen. Oasis heeft de stelling van Boogaard dat er een verzekeringsovereenkomst is tot stand gekomen, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Het Gerecht concludeert dat er een doorlopende verzekeringsovereenkomst is ontstaan op 15 september 2011, en dat Oasis de premie over de daaropvolgende periodes verschuldigd is. De vraag of de verzekeringsovereenkomst stilzwijgend is geprolongeerd voor de periode van 15 september 2013 tot 15 september 2014 is ook positief beantwoord, waarbij het Gerecht oordeelt dat Oasis niet tijdig heeft opgezegd.

Het Gerecht heeft Boogaard in het gelijk gesteld en Oasis veroordeeld tot betaling van Afl. 34.825,-- aan onbetaalde verzekeringspremie, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 juli 2014. Daarnaast is Oasis veroordeeld in de proceskosten van Boogaard, die zijn begroot op Afl. 943,-- aan verschotten en Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 9 november 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 9 november 2016
Behorend bij A.R. nr. 2520 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIEN N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Boogaard,
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN OASIS AT EAGLE BEACH,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Oasis,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 9 december 2015 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het akte houdende uitlatingen van Boogaard, met producties;
-de op 28 september 2016 door Oasis genomen contra-akte.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Uit de door Boogaard bij akte overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat zij door Treston is gevolmachtigd om op eigen naam voor Treston Insurance Company (Aruba) N.V. (hierna: Treston) de onderhavige in hoofdsom gevorderde verzekeringspremie te innen. Het verweer van Oasis op dit onderdeel wordt verworpen.
2.2
Vast staat tussen partijen dat een zekere P. Boset op 15 september 2011 door invulling en ondertekening van het daartoe bestemde (als productie 2 bij het verzoekschrift overgelegde) aanvraagformulier ten behoeve van Oasis een “
Brand- en Bedrijfsschadeverzekering Bedrijven” heeft aangevraagd met als ingangsdatum 15 september 2011. Dat formulier vermeldt onder meer: “
Contracttermijn 12 maanden doorlopend.”. Boogaard heeft onbestreden gesteld dat de in het als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde verzekeringspolis vermelde verzekeraar die aanvraag heeft geaccepteerd met ingang van de aangevraagde ingangsdatum, en dat Oasis vervolgens de premie over de periode 15 september 2011 tot 15 september 2012 en - zo begrijpt het Gerecht - over de periode 15 september 2012 tot 15 september 2013 heeft betaald.
2.3
Tegen voormelde achtergrond heeft Oasis de stelling van Boogaard, dat tussen Oasis en verzekeraar/risicodrager Treston met ingang van 15 september 2011 een doorlopende verzekeringsovereenkomst ter zake van
Brand- en Bedrijfsschadeverzekering Bedrijventegen een door Oasis te betalen jaarpremie ad Afl. 34.815,-- (hierna: de verzekeringsovereenkomst) tot stand is gekomen, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Met name kan in het midden blijven of Boset voornoemd al dan niet bevoegd was om Oasis te dezen te binden, omdat Oasis naar aanleiding van de door Boset ingediende en ondertekende aanvraag is overgegaan tot betaling van premie over voormelde periodes, hetgeen telkens heeft te gelden als nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Als Boset onbevoegd heeft gehandeld zoals gesteld door Oasis, ligt in die rechtshandelingen van Oasis bekrachtiging van de (aanvraag)rechtshandeling van Boset besloten. Hierbij heeft verder te gelden dat is gesteld noch gebleken dat Boset telkens onbevoegdelijk de verzekeringspremies voor Oasis heeft betaald. De stelling van Oasis dat zij het als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde polisblad nooit heeft ontvangen kan haar niet baten, omdat de ontvangst van dat blad niet heeft te gelden als voorwaarde voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst. Bedoeld polisblad geldt als bewijs ten behoeve van de verzekerde van het bestaan van de in dat blad vermelde en omschreven verzekeringsovereenkomst. Dát Oasis het polisblad nooit heeft ontvangen is overigens in het licht van de vaststaande premiebetalingen niet aannemelijk. De slotsom op dit onderdeel luidt dat vast komt te staan dat tussen Oasis en Treston met ingang van 15 september 2011 een doorlopende verzekeringsovereenkomst ter zake van
Brand- en Bedrijfsschadeverzekering Bedrijventegen een door Oasis aan Treston te betalen jaarpremie ad Afl. 34.815,-- (hierna: de verzekeringsovereenkomst) tot stand is gekomen.
2.4
Wat betreft de vraag of de verzekeringsovereenkomst al dan niet stilzwijgend geprolongeerd mocht worden voor de periode 15 september 2013 tot 15 september 2014 wordt het volgende overwogen. Uit vorenstaande volgt dat de verzekeringsovereenkomst is geprolongeerd voor de periode 15 september 2012 tot 15 september 2013. Gesteld noch is gebleken dat dit niet stilzwijgend is gebeurd. Voorts heeft Boogaard niet of onvoldoende bestreden gesteld dat de verzekeringsovereenkomst voor de verzekerde periode 15 september 2013 tot 15 september 2014 niet is opgezegd door Oasis, en dat Oasis onder meer bij monde van haar directeur of president A.L. Cure Molina heeft toegezegd aan of heeft afgesproken met Boogaard dat Oasis zou overgaan tot betaling van 50% van hetgeen Oasis verschuldigd was aan onbetaald gelaten premie, en dat ter zake van de andere helft aan onbetaald gelaten premie een betalingsregeling zou worden getroffen. In het licht van al deze feitelijkheden heeft Oasis de stelling van Boogaard, dat tussen partijen is overeengekomen dat de verzekeringsovereenkomst - behoudens tijdige opzegging - telkens stilzwijgend voor een periode van één jaar wordt geprolongeerd, onvoldoende gemotiveerd bestreden. Al het vorenstaande brengt met zich dat de verzekeringsovereenkomst voor de periode 15 september 2013 tot 15 september 2014 naar het oordeel van het Gerecht rechtsgeldig is geprolongeerd, en dat Oasis daarom de premie over die periode ad Afl. 34.825,-- verschuldigd is aan Treston door tussenkomst van Boogaard. Het in hoofdsom door Boogaard gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
2.5
De over dat bedrag gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, met dien verstande dat voor de ingangsdatum daarvan 12 juli 2014 in aanmerking genomen zal worden. Uit de bij het verzoekschrift als productie 10 overgelegde aanmaningsbrief blijkt immers dat Oasis eerst vanaf die datum in verzuim is geraakt ter zake bedoelde premiebetalingsverplichting jegens Boogaard, terwijl is gesteld noch gebleken dat sprake is van een eerdere datum waarop dat verzuim is ingetreden.
2.6
De vordering van Boogaard ter zake van vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden afgewezen, omdat - en dat is te dezen van belang - in het licht van het op dit onderdeel door Oasis opgeworpen verweer Boogaard niet heeft gesteld dat zij meer buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht dan die waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft.
2.7
Al het vorenstaande brengt mee dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
2.8
Oasis zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Boogaard, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 193,-- =) Afl. 943,-- aan verschotten en Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt). De over die kostenveroordeling gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden. Het verweer van Oasis op dit onderdeel zal, als zijnde ongegrond, worden verworpen.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt Oasis om aan Boogaard te betalen Afl. 34.825,-- aan onbetaald gelaten verzekeringspremie, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 12 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Oasis in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Boogaard, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 943,-- aan verschotten en Afl. 3.125,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 8ste dag na de uitspraak van dit vonnis;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 november 2016 in aanwezigheid van de griffier.