In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft A*, een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, verzocht om in de hoofdzaak tussen te komen. De zaak betreft een vordering die B* op C* heeft, welke door B* aan A* is gecedeerd. A* heeft de incidentele vordering tot tussenkomst ingediend, waarop C* zich refereert aan het oordeel van het gerecht. De procedure is gestart met de mondelinge conclusie van antwoord van C*, die zich aan het oordeel van het gerecht refereert. Het Gerecht heeft vastgesteld dat A* belang heeft bij de tussenkomst, aangezien de cessie van de vordering op C* aan A* is medegedeeld en C* zich niet verzet tegen de eis van A*.
Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat A* in de hoofdzaak kan tussenkomen. De beslissing over de proceskosten van het incident wordt aangehouden tot de hoofdzaak. Het Gerecht heeft bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond vóór het incident. A* heeft ook een eis ingediend tegen C* voor betaling van een bedrag van US$ 100.000,00 en Afl. 20.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. J. Sap op 2 november 2016, in aanwezigheid van de griffier.