ECLI:NL:OGEAA:2016:753
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- N.K. Engelbrecht
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechter in een gezagskwestie betreffende een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder, die verzocht om voortaan alleen met het ouderlijk gezag over haar minderjarige kind belast te worden. De vader, die met de minderjarige naar het buitenland was verhuisd, was niet verschenen op de zitting. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 juni 2016 was ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 8 september 2016 en een akte wijziging petitum op 9 september 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2016 was alleen de moeder aanwezig, terwijl de vader, ondanks behoorlijke oproeping, niet was verschenen.
De minderjarige was geboren in 2005 uit de relatie tussen de moeder en de vader. Bij een eerdere beschikking van 6 juli 2011 was de vader belast met het gezag over de minderjarige en was er een omgangsregeling vastgesteld. De moeder voerde aan dat de vader de bestaande omgang had stopgezet en dat de minderjarige niet was teruggekeerd van een vakantie in het buitenland. De moeder verzocht om een omgangsregeling en om alleen het gezag te verkrijgen.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de minderjarige inmiddels niet meer in Aruba woont, wat de rechtsmacht van het gerecht in twijfel trok. Volgens artikel 429ba van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba heeft de rechter geen rechtsmacht als er onvoldoende aanknoping met de rechtssfeer van Aruba is. Aangezien de gewone verblijfplaats van de minderjarige buiten Aruba ligt, heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek.