ECLI:NL:OGEAA:2016:748

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
28 november 2016
Zaaknummer
K.G. no. 2230 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over verzet tegen eerder uitgesproken vonnis met betrekking tot omgangsregeling en uitreisverbod voor minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.A. Baiz, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van 6 juli 2016, waarin onder andere een uitreisverbod voor de minderjarige was opgelegd aan de opposant. De opposant vorderde dat het Gerecht het eerdere vonnis zou vernietigen en de geopposeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Malmberg, niet-ontvankelijk zou verklaren in zijn oorspronkelijke vorderingen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De opposant stelde dat zij pas op 30 augustus 2016 kennis had genomen van het eerdere vonnis, waardoor zij tijdig verzet had ingesteld. Het Gerecht oordeelde dat de opposant ontvankelijk was in haar verzet, maar verwierp de overige gronden van verzet. Het Gerecht oordeelde dat de geopposeerde recht had op kosteloos procederen, gezien zijn onvermogen om de proceskosten te dragen.

Het Gerecht bevestigde het eerdere vonnis, waarbij het uitreisverbod en de omgangsregeling voor de minderjarige werden gehandhaafd. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in het openbaar.

Uitspraak

Vonnis van 26 oktober 2016
Behorend bij K.G. no. 2230 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS op het verzet in kort geding van:
[opposant],
wonende in Aruba zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
opposant,
hierna ook te noemen: [opposant],
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
tegen:
[geopposeerde],
wonende in Aruba,
geopposeerde,
hierna ook te noemen: [geopposeerde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 6 juli 2016 blijkt uit het bij verstek uitgesproken vonnis in kort geding van dit Gerecht van die datum (hierna: het vonnis waarvan verzet), waarbij het Gerecht:
-gratis admissie heeft verleend aan [geopposeerde];
-[opposant] heeft verboden om met de minderjarige [naam] (hierna: de minderjarige) uit Aruba te reizen zolang niet in de bodemprocedure is beslist, op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-- per dag of deel daarvan in geval van overtreding van dat verbod vanaf de dag na de betekening van het vonnis waarvan verzet met een maximum van Afl. 100.000,--;
-een voorlopige omgangsregeling tussen [geopposeerde] en de minderejarige heeft bepaald van telkens donderdag om 08:00 uur tot vrijdag 19:00 uur, waarbij [geopposeerde] de minderjarige ophaalt en terug brengt bij [opposant];
-de proceskosten heeft gecompenseerd tussen partijen;
-al het voormelde uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard;
-het meer of anders gevorderde heeft afgewezen.
1.2
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzetschrift van [opposant] met producties, ingediend ter griffie op 12 september 2016;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.3
Die behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2016. Partijen zijn toen samen met hun respectieve gemachtigden ter zitting verschenen. De gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden onder overlegging van pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN OPPOSITIE

2.1 [
opposant] vordert dat het Gerecht (naar het begrijpt) bij vonnis haar goed opposant verklaart, het vonnis waarvan verzet vernietigt en - opnieuw rechtdoende - [geopposeerde] niet-ontvankelijk verklaart in zijn oorspronkelijke vorderingen, althans tot afwijzing daarvan, onder veroordeling van hem in de proceskosten.
2.2 [
geopposeerde] voert verweer, en concludeert tot bevestiging van het vonnis waarvan verzet en tot veroordeling van [opposant] in de proceskosten. Voort verzoekt [geopposeerde] verlof om kosteloos te procederen.
2.3
Voor zover voor de beslissing van belang worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING IN OPPOSITIE

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [geopposeerde] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
3.2
Wat betreft de vraag of [opposant] al dan niet ontvankelijk is in haar verzet wordt het volgende overwogen. [opposant] heeft onbestreden gesteld dat zij eerst op of omstreeks 30 augustus 2016 kennis heeft genomen van het vonnis waarvan verzet. Uit dat vaststaande gegeven volgt dat [opposant] tijdig verzet heeft ingesteld, en daarom daarin (in zoverre) ontvankelijk is. Overige gronden waaruit volgt dat [geopposeerde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn oorspronkelijke vorderingen zijn gesteld noch gebleken. Het ontvankelijkheidsverweer van [opposant] wordt verworpen, en haar verzet is in zoverre ongegrond.
3.3
Het spoedeisend belang van [geopposeerde] bij zijn oorspronkelijke vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het verweer van [opposant] op dit punt wordt verworpen, en haar verzet is ook in zoverre ongegrond.
3.4 [
opposant] heeft de in het vonnis waarvan verzet onder rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.3 vermelde als vaststaand geoordeelde feiten niet bestreden. Die feiten hebben als hierna herhaald en ingelast te gelden.
3.5
Vast staat verder dat [opposant] en de minderjarige zonder enige titel daartoe in Aruba verblijven. Reeds daaruit volgt naar het voorshandse oordeel van het Gerecht dat [geopposeerde] terecht mag vrezen dat [opposant] op enig moment naar Colombia of elders zal vertrekken met medeneming van de minderjarige. Dat betekent dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat aan [opposant] een uitreisverbod zal worden opgelegd zoals aan haar is opgelegd in de oorspronkelijke procedure. Het verzet van [opposant] is ook in zoverre ongegrond.
3.6
Het Gerecht oordeelt het niet voorshands aannemelijk dat de woning waarin [geopposeerde] woont (en waar ook [opposant] voor een periode van vijf jaar heeft gewoond samen met [geopposeerde]) ongeschikt is voor telkens een kortstondig verblijf van de minderjarige. Dat brengt mee dat in een bodemprocedure het verdere oordeel valt te verwachten dat er tussen [geopposeerde] en de minderjarige een omgangsregeling moet gelden zoals bepaald in de oorspronkelijke procedure. Ook in zoverre is het verzet van [opposant] ongegrond. Hierbij wordt nog overwogen dat uit wet noch jurisprudentie volgt dat [opposant] bevoegd is om de omgang tussen [geopposeerde] en de minderjarige op te schorten zolang [geopposeerde] - zoals bestreden gesteld door [opposant] - niet of onvoldoende bijdraagt aan de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
3.7
De slotsom luidt dat het verzet van [opposant] ongegrond is. [opposant] zal daarom kwaad opposant worden verklaard en het vonnis waarvan verzet zal worden bevestigd.
3.8
In de aard van deze procedure ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING IN OPPOSITIE

Het Gerecht, recht doende in kort geding in oppositie:
-verklaart [opposant] kwaad opposant;
-bevestigt het vonnis waarvan verzet;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-verleent aan [geopposeerde] verlof tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 26 oktober 2016.