ECLI:NL:OGEAA:2016:746

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
K.G. no. 2184 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van loon door werkgever na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft eiser, die sinds 1 november 1996 in dienst was bij POST ARUBA N.V., een kort geding aangespannen na zijn ontslag op staande voet op 16 juni 2016. Eiser was laatstelijk werkzaam als allround besteller en werd ontslagen na beschuldigingen van ongeordend handelen en het zich toe-eigenen van de inhoud van postpakketten. Eiser heeft het ontslag betwist en vorderde doorbetaling van zijn loon tot een rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met rente en proceskosten. De werkgever voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2016 zijn de gemachtigden van beide partijen aan het woord geweest. De werkgever heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder een verklaring van een security medewerker en videobeelden die de verdachte handelingen van eiser documenteren. Eiser heeft de beschuldigingen in algemene zin weersproken en verwezen naar een verslag van de vakbond, maar kon geen overtuigende tegenargumenten aanvoeren.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ontslagredenen, zoals vermeld in de ontslagbrief, als dringende reden kunnen worden gekwalificeerd. Het gerecht oordeelde dat het handelen van eiser, dat in strijd was met de procedures en het zich toe-eigenen van postpakketten, als diefstal of verduistering kan worden beschouwd. Gezien de ernst van de situatie was het gerecht van mening dat de werkgever niet kon worden verplicht om de dienstbetrekking voort te zetten.

De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Schoemaker op 26 oktober 2016.

Uitspraak

Vonnis van 26 oktober 2016
Behorend bij K.G. no. 2184 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ingediend ter griffie van het gerecht op 6 september 2016;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2016, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities met bijbehorende producties en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd, althans kunnen reageren.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiser] is op 1 november 1996 in dienst getreden van de werkgever. hij bekleedde laatstelijk de functie van allround besteller.
2.2
De werkgever heeft [eiser] op 16 juni 2016 op staande voet ontslagen, nadat hij op 8 juni 2016 werd geschorst met behoud van loon hangende onderzoek.
2.3 [
eiser] heeft bij brief van 5 juli 2016 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden om zijn werkzaamheden te hervatten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN:

3.1 [
eiser] vordert, samengevat, dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad de werkgever veroordeelt om [eiser] zijn loon door te betalen vanaf ontslagdatum totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met vertragingsrente ex artikel 7A:1614q BW en de wettelijke rente, althans een andere in goede justitie te bepalen beslissing te nemen, met veroordeling van de werkgever in de proceskosten.
3.2
De werkgever voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.3
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende – voor zover nodig – nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING:

4.1
Beoordeeld dient te worden of de door de werkgever aangevoerde ontslagredenen te beschouwen zijn als dringende reden in de zin van art. 1615o BW. De werkgever heeft in de ontslagbrief als ontslaggrond aangevoerd dat [eiser] volgens ongeordende werkwijze handelt, niet conform procedures werkt, op een verdachte manier handelt en zich de inhoud van postpakketten, die niet voor hem bestemd zijn, heeft toegeëigend. Hierdoor heeft [eiser] volgens de werkgever op grovelijke wijze zijn plichten geschonden. Vooral het feit dat [eiser] de inhoud van door derden aan de werkgever toevertrouwde postpakketten heeft toegeëigend, rekent de werkgever hem zwaar aan. Volgens de werkgever is het vertrouwen in [eiser] onherstelbaar beschadigd, zodanig dat voortzetting van het dienstverband niet meer mogelijk is.
4.2
De werkgever heeft ter onderbouwing van haar stellingen in dit kort geding onder meer een verklaring gedateerd 8 juni 2016 van de heer [naam X], security medewerker bij de werkgever (hierna: [naam X]) overgelegd. Deze security medewerker heeft -kort samengevat- verklaard dat hij op 3 juni 2016 heeft geconstateerd dat [eiser] verdachte handelingen uitvoerde met postpakketten en vervolgens iets in zijn prullenbak gooide. Nadat [eiser] het werk had verlaten, heeft [naam X] de prullenbak gecontroleerd en trof daarin een aantal geopende postpakketten aan zonder inhoud, welke waren opgepropt en dichtgeplakt met tape. De werkgever heeft tevens een rapport overgelegd dat werd opgesteld door [naam X] en de bij de werkgever in dienst zijnde
internal auditoren
compliance officer. Zij hebben in dit rapport verslag gedaan van het bekijken van de videobeelden die zijn gemaakt van de werkplek van [eiser] op de betreffende dag, 3 juni 2016. Zij hebben onder meer gerapporteerd dat op de videobeelden is te zien dat [eiser] onbevoegdelijk een postpakket heeft geopend en de inhoud daarvan, een bloesje/topje grondig heeft bestudeerd, terwijl het uitsluitend de taak van de douane ambtenaar is om de inhoud van postpakketten te controleren. [eiser] heeft pakketten gesloten met douanetape waartoe hij evenmin bevoegd was. [eiser] heeft de pakketten niet verdeeld in de vereiste groepen (vrij van visitatie en waar invoerrechten over betaald moet worden) en heeft bepaalde pakketten onder zich en onder zijn lessenaar gehouden. Eén van de in de prullenmand bij de werkplek van [eiser] aangetroffen lege pakketten (waarover [naam X] heeft verklaard) bleek blijkens de videobeelden hetzelfde pakket te zijn dat [eiser] had geopend en bestudeerd en waarvan hij de inhoud, namelijk een dames bloesje/topje, lang had bestudeerd.
4.3 [
eiser] heeft de verklaring van [naam X] en de hiervoor bedoelde bevindingen uit het rapport slechts in zijn algemeenheid weersproken en volstaan met een verwijzing naar een verslag dat is opgesteld door de vakbond naar aanleiding van het bekijken van de videobeelden door de vakbond. [eiser] heeft ten aanzien van de verklaring van [naam X] gesteld dat hij al jaren een conflict heeft met [naam X], maar [eiser] gaat er daarbij aan voorbij dat hetgeen [naam X] heeft waargenomen bevestiging vindt in de videobeelden. [eiser] heeft niet weersproken dat hij de inhoud (het bloesje/topje) van het postpakket dat geopend in de prullenbak bij zijn werkplek werd aangetroffen, uit het postpakket heeft gehaald en uitgebreid heeft bekeken en dat die inhoud is verdwenen. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling daaromtrent verklaard dat hij van de douane de opdracht had gekregen om het bloesje/topje te controleren op verdovende middelen. Het gerecht acht dit ongeloofwaardig. [eiser] heeft bovendien geen steekhoudende verklaring kunnen geven voor de vondst van de lege, in elkaar gepropte en met tape beplakte postpakketten in de prullenbak, waaronder het pakket waarin het bloesje/topje had gezeten.
4.4
Het gerecht is gelet op het voorgaande voorshands van oordeel dat de werkgever, aan de hand van de door haar in het geding gebrachte verklaring van [naam X] en het rapport omtrent de videobeelden, in kort geding het bestaan van de in de ontslagbrief genoemde ontslaggronden voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.5
Het in strijd handelen met bedoelde procedures en het zich toe-eigenen van de inhoud van postpakketten, zoals in casu het geval is (en hetgeen gekwalificeerd dient te worden als diefstal of verduistering in de zin van artikel 7A:1615p lid 2 onder d), levert in beginsel een dringende reden op voor ontslag op staande voet. De werkgever hoeft dergelijke gedragingen van haar werknemers niet te tolereren. Dit te meer daar de werkgever onweersproken heeft gesteld dat (tot aan het ontslag van [eiser]) diefstal van postpakketten bij het postbedrijf veelvuldig voorkwam en het publiek en het rechtsverkeer er op moet kunnen vertrouwen dat postpakketten hun einddoel bereiken.
4.6
Uit het voorgaande vloeit voort dat het gerecht in kort geding voorshands van oordeel is dat voldoende aannemelijk is geworden dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren en zij op goede gronden is overgegaan tot ontslag op staande voet, alsmede dat in een bodemprocedure het gegeven ontslag op staande voet stand zal houden. De vordering van [eiser] zal in kort geding dan ook worden afgewezen.
4.7 [
eiser] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5.DE BESLISSING:

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten gevallen aan de zijde van de werkgever en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,00 aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 26 oktober 2016.