ECLI:NL:OGEAA:2016:735

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 oktober 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
AR nr. 277 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over betalingsverplichting en bewijslevering in verband met gebruik van creditcard en aankopen op rekening

In deze civiele procedure, aangespannen door Aruba Handelmaatschappij N.V. (ATC) tegen een gedaagde, staat de betalingsverplichting van de gedaagde centraal. De gedaagde, die in dienst was bij ATC, heeft een creditcard van het bedrijf gebruikt voor privédoeleinden en goederen op rekening gekocht. ATC heeft de gedaagde gesommeerd om een openstaand bedrag van Afl. 139.621,36 te betalen, maar de gedaagde heeft hier niet aan voldaan. ATC vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 31 mei 2014, en verzoekt om veroordeling in de proceskosten.

De gedaagde heeft verweer gevoerd en erkent een deel van de vordering, maar betwist dat hij goederen ter waarde van Afl. 34.489,42 op rekening heeft gekocht van de Wholesale afdeling van ATC. Het gerecht heeft geoordeeld dat ATC de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren van deze stelling door middel van getuigen. De rechter heeft bepaald dat de getuigenverhoren plaatsvinden op 21 november 2016, waarbij de gedaagde persoonlijk moet verschijnen en ATC vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is. Het gerecht heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van de bewijslevering.

Uitspraak

Vonnis van 26 oktober 2016
Behorend bij AR nr. 277 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA HANDELMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: “ATC”,
gemachtigde: mr. L.J. Pieters,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigden: mr. R. Marchena.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, ingediend op 12 februari 2015;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
gedaagde] is in dienst geweest van ATC en heeft gedurende dit dienstverband de beschikking gehad over een credit card van ATC en deze credit card voor privédoeleinden gebruikt en daarnaast heeft [gedaagde] goederen op rekening gekocht bij ATC.
2.2
ATC heeft [gedaagde] onder meer bij brief van 21 mei 2014 gesommeerd om een openstaand bedrag van Afl. 139.621,36, te betalen. Tevens werd de wettelijke rente aangezegd met ingang van 31 mei 2014. [gedaagde] heeft aan deze sommatie niet voldaan.

3.DE VORDERING

3.1
ATC vordert, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] veroordeelt tot betaling van Afl. 139.621,36, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2014, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Het gevorderde bedrag is opgebouwd als volgt:
Privé gebruik credit card Afl. 118.559,52
Goederen gekocht op rekening Wholesale afdeling van ATC Afl. 34.489,42
Goederen gekocht op rekening Retail afdeling van ATC Afl. 1.549,78
Privé reiskosten betaald door ATC Afl. 4.960,04
Contante opnames dochterbedrijf ATC Afl. 2.562,60
Betaald
Afl. 22.500,00 -/-
Openstaande saldo Afl. 139.621,36
3.3
Het gerecht begrijpt de vordering van ATC aldus dat [gedaagde] ondanks aanmaning zijn contractuele verplichting tot terugbetaling van de door hem met de credit card van ATC verrichte aankopen en zijn betalingsverplichting ten aanzien van de door hem op rekening gekochte goederen niet is nagekomen.
3.4 [
gedaagde] voert verweer en stelt dat de vordering slechts toewijsbaar is tot een bedrag van Afl. 105.131,94.
3.5
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aangezien [gedaagde] de vordering tot een bedrag van Afl. 105.131,94 heeft erkend is de vordering in zoverre toewijsbaar.
4.2 [
gedaagde] heeft voldoende gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering voor zover die ziet op de aankoop van goederen van de Wholesale afdeling voor een bedrag van Afl. 34.489,42. Hij betwist dat hij die goederen op rekening heeft gekocht. De door ATC in het geding gebrachte interne administratie levert niet voldoende bewijs op van het bestaan van dit deel van de vordering. Het gerecht zal, overeenkomstig het aanbod van ATC, ATC in de gelegenheid stellen om middels getuigen bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde] voor een bedrag van Afl. 34.489,42 aan goederen op rekening van de Wholesale afdeling van ATC heeft gekocht en het gerecht zal daartoe een getuigenverhoor gelasten.
4.3
Partijen dienen er op voorbereid te zijn dat het gerecht op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Om die reden dient [gedaagde] in persoon op de getuigenverhoren verschijnen en dient ATC vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en die ofwel rechtens ofwel op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en eventueel een vaststellingsovereenkomst te sluiten.
4.4
In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende,
5.1
laat ATC toe door middel van getuigen te bewijzen dat [gedaagde] voor een bedrag van Afl. 34.489,42 aan goederen op rekening van de Wholesale afdeling van ATC heeft gekocht;
5.2
bepaalt dat het verhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van 21 november 2016 van 14.00 tot 16.00 in het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat nr. 51 te Oranjestad;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.