ECLI:NL:OGEAA:2016:728

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
16 november 2016
Zaaknummer
EJ nr. 1171 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om erkenning van buitenlandse voogdij uitspraak

In deze zaak heeft verzoekster, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak van het Family Court for the Parishes of St. James, Hanover and Westmoreland in Montego Bay, Jamaica, van 22 oktober 2013, waarbij verzoekster is belast met de voogdij over de minderjarige [M]. De minderjarige woont bij verzoekster in Aruba en het verzoek heeft als doel de verblijfsstatus van de minderjarige in Aruba te regelen.

De procedure begon met het indienen van het verzoekschrift op 26 mei 2016, gevolgd door een verweerschrift van de ambtenaar op 2 september 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 september 2016 was verzoekster aanwezig, terwijl de moeder en vader van de minderjarige, die in Jamaica wonen, niet verschenen. De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2016.

Het gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de uitspraak van het Family Court niet vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien deze registers geen informatie omtrent voogdij of gezag over minderjarigen bevatten. Hierdoor is het verzoek niet toewijsbaar. Het gerecht merkt ook op dat er geen wettelijke grondslag is voor erkenning van een buitenlands vonnis met betrekking tot gezag.

Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek afgewezen, en deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 18 oktober 2016.

Uitspraak

Beschikking van 18 oktober 2016
Behorend bij EJ nr. 1171 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: verzoekster,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[Y],hierna de moeder,
wonende in Jamaica,
[Z], hierna de vader,
wonende in Jamaica,
[M], de minderjarige,
wonende in Aruba,
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,hierna: de ambtenaar, gemachtigde: J.A. Koolman LLM.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingediend op 26 mei 2016,
  • het verweerschrift van de ambtenaar, ingediend op 2 september 2016,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 6 september 2016, waaruit blijkt dat verzoekster in persoon is verschenen, en namens de ambtenaar mevrouw J.A. Koolman aanwezig was. De moeder en de vader zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2001 in Jamaica geboren [M] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is door de vader erkend.
2.2
Bij rechterlijke uitspraak van de Family Court for the Parishes of St. James, Hanover and Westmoreland in Montego Bay, Jamaica van 22 oktober 2013, is verzoekster belast met de voogdij (
custody) over de minderjarige.
2.3
De minderjarige woont bij verzoekster in Aruba.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt – kennelijk – tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ter zake van voornoemde uitspraak van 22 oktober 2013. Daartoe is ter zitting gesteld dat het in het belang van de minderjarige is dat voornoemde beslissing in Aruba wordt erkend, zodat verzoekster de verblijfsstatus van de minderjarige hier te lande kan regelen, het een en ander conform de vereisten van de DIMAS.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 BW kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane uitspraak overeenkomstig plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde uitspraak van 22 oktober 2013 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent voogdij c.q. gezag over minderjarigen bevatten. Het verzoek is daarom niet toewijsbaar.
4.3
Ten overvloede merkt het gerecht hierbij op dat voor erkenning door dit gerecht van een buitenlands vonnis met betrekking tot gezag, een wettelijke grondslag ontbreekt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 18 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.