ECLI:NL:OGEAA:2016:719

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
11 november 2016
Zaaknummer
A.R. 2673 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een leenovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen G*, die tekortgeschoten is in de nakoming van een leenovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 19 mei 2014, hield in dat G* een geldsom van IFA leende met de verplichting deze som met rente terug te betalen. IFA vorderde een bedrag van Afl. 14.971,57, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat G* zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen.

De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 20 november 2015, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. G* refereerde zich aan het oordeel van het gerecht met betrekking tot de hoofdsom en rente, maar betwistte de buitengerechtelijke incassokosten. Het gerecht oordeelde dat G* de hoofdsom en rente niet had betwist, waardoor dit deel van de vordering werd toegewezen. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten oordeelde het gerecht dat IFA aannemelijk had gemaakt dat zij kosten had gemaakt om betaling buiten rechte te verkrijgen, en dat deze kosten op basis van de overeenkomst tussen partijen vergoed dienden te worden.

Uiteindelijk heeft het gerecht G* veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, de rente, en de buitengerechtelijke incassokosten, alsook in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 19 oktober 2016 door mr. P.W. van Schendel en mr. J. Sap, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 19 oktober 2016
Behorend bij A.R. 2673 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Bemer.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift dat op 20 november 2015 is ingediend;
- de conclusie van antwoord, genomen op de rolzitting van 2 maart 2016;
- de conclusie van repliek, genomen op de rolzitting van 25 mei 2016,
- de conclusie van dupliek, genomen op de rolzitting van 7 september 2016.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen IFA en G* is een leenovereenkomst gesloten op 19 mei 2014, waarbij G* van IFA een som geld heeft geleend onder de verplichting die som met rente terug te betalen.
2.2
G* is tekort geschoten in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
IFA vordert dat het gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, G* veroordeelt om aan IFA, tegen behoorlijke kwijting, te voldoen het bedrag van Afl. 14.971,57, vermeerderd met 1,4 % overeengekomen rente per maand vanaf 31 mei 2015 tot een maximum van Afl. 7.363,59 en na bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede vermeerderd met 15 % overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 2.245,74, met veroordeling van G* in de kosten van het geding.
3.2
IFA grondt de vordering erop dat G* toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting en dat zij in verband daarmee incassokosten heeft gemaakt.
3.3
G* refereert zich aan het oordeel van het gerecht terzake de gevorderde hoofdsom en rente maar concludeert tot afwijzing, althans vergaande matiging van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Nu G* de gevorderde hoofdsom en de overeengekomen rente niet heeft betwist en de vordering van ISA op de wet is gegrond, zal dit deel van de vordering worden toegewezen.
4.2
G* betwist dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt. G* stelt zich op het standpunt dat slechts sprake is geweest van werkzaamheden ex artikel 63a RV, zodat de kosten geacht worden te zijn verdisconteerd in een eventuele toewijzing van de proceskosten. Dit verweer faalt. De kosten vinden grondslag in artikel 8 van de overeenkomst tussen partijen. Dat IFA daadwerkelijk kosten heeft gemaakt om betaling buiten rechte te verkrijgen, heeft zij aannemelijk gemaakt met de door haar overgelegde producties. IFA heeft in het onderhavige geval diverse inspanningen verricht die meer inhouden dan het (mogelijk) herhaaldelijk verzenden van een eenvoudige brief waarin tot nakoming wordt aangemaand, voor welke werkzaamheden een proceskostenveroordeling een vergoeding voor pleegt in te houden. De vordering tot betaling van die kosten kan dus, als op de wet gegrond, worden toegewezen, met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief).
4.3
G* zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, welke kosten worden begroot op Afl. 750,-- aan griffierecht, Afl. 187,95 aan explootkosten en Afl. 2000,-- (2 punten bij tarief 4) aan salaris van de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht,
veroordeelt G* om aan IFA, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de hoofdsom van Afl. 14.971,57, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,4 % per maand vanaf 31 mei 2015 tot een maximum van Afl. 7.363,59 en na het bereiken van dit maximum vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag der voldoening, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl.1.500,--;
veroordeelt G* in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van ISA worden begroot op Afl. 2937,95;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Schendel, rechter, en werd uitgesproken door mr. J. Sap, ter openbare terechtzitting van woensdag 19 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.