ECLI:NL:OGEAA:2016:716

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 oktober 2016
Publicatiedatum
9 november 2016
Zaaknummer
A.R 802 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van koopovereenkomst tussen E* en WEMA HOME & HARDWARE CENTER N.V.

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres E*, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. de Hoogd, een vordering ingesteld tegen gedaagde WEMA HOME & HARDWARE CENTER N.V., vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 16 april 2015, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kern van de zaak betreft een geschil over de levering van 50 'plywood sheets' die E* op 23 december 2013 bij Wema had gekocht voor Afl. 2.719,72, maar nooit heeft ontvangen. E* vordert schadevergoeding op basis van wanprestatie en stelt dat zij als gevolg van het niet leveren van de goederen extra kosten heeft moeten maken.

Wema betwist de vordering en stelt dat E* de goederen wel heeft ontvangen. Het gerecht oordeelt dat Wema onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar verweer te onderbouwen. De rechter concludeert dat E* recht heeft op terugbetaling van het betaalde bedrag van Afl. 2.719,72, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. E* krijgt toestemming om kosteloos te procederen, en Wema wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 19 oktober 2016 door mr. P.W. van Schendel, met mr. J. Sap als spreker tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vonnis van 19 oktober 2016
Behorend bij A.R 802 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam]
wonende te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap,
WEMA HOME & HARDWARE CENTER N.V.,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: Wema,
gemachtigde: mr. C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift dat op 16 april 2015 op de griffie is ingediend;
- de conclusie van antwoord, genomen op de rolzitting van 4 november 2015;
- de conclusie van repliek, genomen op de rolzitting van 6 april 2016,
- de conclusie van dupliek, genomen op de rolzitting van 24 augustus 2016.
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Wema is een bedrijf dat onder meer handelt in bouwmaterialen, woninginrichtingsartikelen en bouwgereedschappen.
2.2
Op 23 december 2013 heeft Wema aan E* 50 ‘sheets plywood’ verkocht voor een bedag van Afl. 2.719,72. E* heeft dit bedrag betaald.
2.3
E* heeft als productie overgelegd een factuur van Wema van 23 december 2013 waarop onder meer staat vermeld:
(...)
Sold to:
[adres]
Tel (…)
Pa hiba fin di januari.
2.4
Bij brief van 19 maart 2015 heeft E* Wema gesommeerd tot vergoeding van de schade.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
E* verzoekt het gerecht toestemming om kosteloos te mogen procederen en om
bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
Wema te veroordelen aan E* uit hoofde van wanprestatie te betalen het bedrag van Afl.5.000,--, vermeerderd met incassokosten ad Afl. 750,--, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014, doch niet later dan vanaf 26 maart 2015.
Subsidiair
Voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen Wema en E* rechtsgeldig is ontbonden en Wema te veroordelen om aan E* te betalen het bedrag van Afl. 2.719,72, alsmede de (aanvullende) schade die vooralsnog begroot wordt op op Afl. 2.200,--, beide te vermeerderen met incassokosten ad Afl. 750,--, nog te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2015, althans vanaf de dagtekening van het verzoekschrift.
3.2
E* baseert haar vordering op toerekenbare tekortkoming van Wema in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. E* stelt dat zij de 50 ‘plywood sheets’ die zij bij Wema heeft gekocht nimmer heeft ontvangen en dat deze nimmer zijn bezorgd. Als gevolg hiervan heeft E* schade geleden. Ten eerste moest E* elders ‘plywood sheets’ aanschaffen, vervolgens moest zij de spanten laten vervangen en tot slot moest er meerwerk worden verricht.
3.3
Wema voert verweer en concludeert tot afwijzing van alle vorderingen, kosten rechtens, deze kosten voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vermeerderd met de wettelijke rente over de kostenveroordeling.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of Wema de door E* gekochte ‘plywood sheets’ heeft afgegeven, danwel afgeleverd.
4.2
Bij conclusie van repliek heeft E* de vordering nader toegelicht.
E* heeft uitgelegd dat zij in de periode tussen februari 2014 en augustus 2014 Wema regelmatig dringend heeft verzocht om de door haar gekochte “plywood sheets” af te geven. E* heeft gesteld dat het bewijs van betaling waar zij over beschikt het papier is dat zij van de kassier bij de aankoop van de ‘plywood sheets’ bij de Wema heeft gekregen. Het document is geen toonderpapier, en is niet een zogenaamde ‘Pick Slip’, waarmee zij, op vertoon aan een medewerker bij de ophaalplek, de zaken in ontvangst zou hebben kunnen nemen. Dat was ook niet aan de orde omdat de zaken immers bezorgd moesten worden.
4.3
Gelet op de ontkenning van E* dat zij het gekochte heeft ontvangen is het aan Wema om het tegendeel aan te tonen. Wema heeft daarvan ook bewijs door getuigen danwel door een deskundigenrapport aangeboden. Het deskundigenrapport zal inhouden dat in voorraadadministratie van Wema geen overschot van 50 “plywood sheets” voorkomt.
De vraag is dan of Wema tot bewijs moet worden toegelaten. Het gerecht oordeelt dat dit niet zo is.
Van algemene bekendheid is immers dat in de branche van Wema naast de betaling van de materialen door de klant ook de leverantie daarvan aan c.q. de ontvangst daarvan door de klant nauwkeurig wordt geadministreerd. Dit geldt temeer als het om aankopen van enige omvang als in casu gaat. Het wekt dan ook verwondering dat Wema geen enkel schriftelijk stuk heeft overgelegd waaruit tenminste een begin van de juistheid van haar stelling zou kunnen blijken dat E* het plywood heeft ontvangen terwijl zij evenmin heeft toegelicht waarom zij niet in staat is een dergelijk stuk in het geding te brengen. Hiervan uitgaande constateert het gerecht dat Wema haar verweer onvoldoende heeft onderbouwd. Voor bewijslevering door getuigen is daarom geen plaats. Dit geldt ook voor het aangeboden bewijs door een deskundigenrapport. De vaststelling door de deskundige dat geen overschot in de administratie is geconstateerd is immers geen bewijs van het feit dat E* de materialen heeft ontvangen, maar hooguit van het feit dat die materialen (aan wie dan ook) zijn afgegeven.
4.4
Met betrekking tot de vordering tot betaling van Afl. 5000,-- terzake vervangende en aanvullende schade overweegt het gerecht als volg. Niet is gebleken dat E* elders ‘plywood sheets’ heeft gekocht voor een hoger bedrag dan de aankoopsom noch dat E* voor een bedrag van Afl. 5000,-- aan schade heeft geleden. Het gerecht is derhalve van oordeel dat de vordering voor zover de door E* betaalde koopsom te boven gaand onvoldoende inzichtelijk is gemaakt en in dat verband met stukken is onderbouwd. Aan getuigenbewijs wordt daarom niet toegekomen. De vordering komt wel voor toewijzing in aanmerking voor het bedrag van Afl. 2.719,72, zijnde het bedrag dat E* heeft betaald om de 50 ‘plywood sheets’ bij de Wema aan te schaffen.
4.5
Wema betwist dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn overeengekomen en dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Wema stelt zich op het standpunt dat er slechts sprake is geweest van verrichtingen ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak. Dit verweer faalt. Dat buitengerechtelijke incassokosten niet zijn overeengekomen is niet beslissend. In het onderhavige geval heeft E* voldoende aannemelijk gemaakt dat zij kosten heeft gemaakt om voldoening buiten rechte te verkrijgen. E* heeft diverse inspanningen verricht die meer inhouden dan het (mogelijk) verzenden van een eenvoudige brief waarin tot nakoming wordt aangemaand. Deze verrichtingen kunnen niet worden gerekend tot gewone kosten ter instructie van de zaak. De vordering tot betaling van die kosten kan dus, als op de wet gegrond, worden toegewezen, met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief).
4.6
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 26 maart 2015, zijnde het moment waarop Wema in verzuim is geraakt.
4.7
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen wordt aan E* toestemming verleend om kosteloos te procederen.
4.8
Wema zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, terwijl de kosten van E* tot op deze uitspraak worden begroot op Afl. 500,-- (2 punten bij tarief 2) aan salaris van de gemachtigde. De overige kosten, te weten Afl. 173,20 aan verschotten en Afl. 450,-- aan griffierechten, dienen aan de griffier van dit gerecht te worden voldaan.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verleent E* toestemming om kosteloos te procederen;
veroordeelt Wema tot betaling aan E* van een bedrag van Afl 2.719,72, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 26 maart 2015 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, voorts vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 375,--;
veroordeelt Wema in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van E* worden begroot op Afl. Afl. 500,-- aan salaris van de gemachtigde. De overige kosten, te weten Afl. 173,20 aan verschotten en Afl. 450,-- aan griffierechten, dienen aan de griffier van dit gerecht te worden voldaan.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Schendel, rechter, en werd uitgesproken door mr. J. Sap, ter openbare terechtzitting van woensdag 19 oktober 2016 in aanwezigheid van de griffier.