In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben vier eisers, allen bemanningsleden van het zeeschip m/t [...], een kort geding aangespannen tegen de buitenlandse rechtspersoon Varun Asia Private Limited, gevestigd in Singapore. De eisers vorderen betaling van verschuldigde gages en kosten die zijn gemaakt om een voor tenuitvoerlegging vatbare titel te verkrijgen. De eisers zijn vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M. Bemer, bijgestaan door mrs. K. Boele, R.J. Wybenga en P.F. Slob. Varun Asia heeft verweer gevoerd en betwist dat het Gerecht rechtsmacht heeft, maar het Gerecht oordeelt dat er voldoende aanknoping is met de Arubaanse rechtssfeer, aangezien de vorderingen voortkomen uit arbeid verricht aan boord van het schip dat in de territoriale wateren van Aruba voor anker ligt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 september 2016 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisers voldoende onderbouwd zijn en dat er een spoedeisend belang is. Het Gerecht heeft de vorderingen van de eisers toegewezen, waarbij Varun Asia is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 28 september 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van het Gerecht houdt in dat Varun Asia moet betalen aan de eisers een totaalbedrag van US$ 4.000,-- voor kosten, en de verschuldigde gages van elk van de eisers, met inachtneming van de wettelijke rente. Het vonnis benadrukt de rechtsmacht van het Gerecht en de noodzaak om de belangen van de eisers te beschermen, gezien de omstandigheden van de zaak.