ECLI:NL:OGEAA:2016:702

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 september 2016
Publicatiedatum
19 oktober 2016
Zaaknummer
A.R. 2386 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel recht: Bewijswaardering en woekerrente in persoonlijke lening

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. tegenover een gedaagde, vertegenwoordigd door hun respectieve advocaten. De procedure volgde op een tussenvonnis van 18 februari 2015, waarin Island Finance was toegelaten tot bewijs door getuigen. Het gerecht oordeelde dat Island Finance voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde binnen vijf jaar voor 23 augustus 2013 betalingen had gedaan, waardoor de verjaring was gestuit. De gedaagde kon deze betalingen niet ontkennen, ondanks zijn claim dat hij depressief was en behandeld werd. Het gerecht concludeerde dat de gedaagde zich niet kon beroepen op het ontbreken van zijn wil om te betalen.

Daarnaast werd het beroep van de gedaagde op de nietigheid van het rentebeding in de geldleningsovereenkomst afgewezen. Het gerecht stelde vast dat de lening een persoonlijke lening betrof, waarbij de rentevergoeding vooraf werd vastgesteld en opgeteld bij de hoofdsom. Het Arubaanse recht biedt geen bijzondere bescherming tegen hoge rentevergoedingen, en partijen zijn vrij om hun kredietvoorwaarden te bepalen. De effectieve kredietvergoeding op de lening was hoger dan de nominale rente die in een eerder vonnis was vastgesteld, maar het gerecht oordeelde dat de gedaagde duidelijk was geïnformeerd over de voorwaarden van de lening.

Uiteindelijk werd het verzet van de gedaagde ongegrond verklaard, en werd hij veroordeeld in de proceskosten van Island Finance. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken op 28 september 2016 door rechter W.J. Noordhuizen.

Uitspraak

Vonnis van 28 september 2016
Behorend bij A.R. 2386 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 februari 2015;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 augustus 2015;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 januari 2016;
- de conclusie na enquête zijdens Island Finance;
- de antwoordconclusie na enquête zijdens [gedaagde].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis van 18 februari 2015 heeft het gerecht Island Finance toegelaten tot bewijs door getuigen dat [gedaagde] binnen een periode van vijf jaar voorafgaande aan 23 augustus 2013 aan haar een of meer betalingen van Afl. 50, heeft gedaan en/of dat [gedaagde] de e-mail van 14 juni 2013 met bijlage op die datum heeft ontvangen.
2.2
Het gerecht is van oordeel dat Island Finance in ieder geval in het bewijs is van het eerste deel van het probandum geslaagd. Meerdere getuigen, waarvan de verklaring wordt ondersteund door schriftelijk bewijs, hebben immers verklaard dat [gedaagde] in de periode van vijf jaar voorafgaande aan 23 augustus 2013 een aantal deelbetalingen op zijn schuld aan Island Finance heeft gedaan. Daarmee was de verjaring gestuit. [gedaagde], als getuige gehoord, heeft die betalingen ook niet kunnen ontkennen. Dat [gedaagde] in de desbetreffende periode depressief was en daarvoor ook werd behandeld doet aan die stuiting niet af. Gesteld noch gebleken is waarom Island Finance aan die gedragingen redelijkerwijze niet de zin mocht toekennen, dat [gedaagde] bedoelde zijn schuld deels te betalen zodat [gedaagde] zich niet kan beroepen op het ontbreken van zijn met die gedraging overeenstemmende wil (art. 3:35 BW).
2.3
Over de ontvangst van de e-mail van 14 juni 2013 hoeft niet meer te worden geoordeeld.
2.4
Rest nog het beroep op nietigheid van het rentebeding in de geldleningsovereenkomst omdat de rente hoger is dan 1,5% per maand. Dat beroep faalt.
2.5
Het gerecht stelt vast dat in het onderhavige geval sprake is van een persoonlijke lening waarbij de (vaste) rentevergoeding over de looptijd van de lening wordt becijferd aan het begin daarvan en wordt opgeteld bij de geleende hoofdsom. Op basis van de looptijd van de lening wordt het te betalen maandbedrag becijferd. Dat systeem brengt met zich mee dat de geldlener (consument) van te voren weet welk bedrag hij daadwerkelijk leent, anders gezegd: over welk bedrag hij de vrije beschikking krijgt, en wat hij daarvoor gedurende de looptijd van de lening aan kredietvergoeding (rente en kosten) betaalt.
2.6
Anders dan het Nederlandse (en Europese) recht kent het Arubaanse recht, voor zover het gerecht kan nagaan, geen bijzondere bepalingen die consumenten beschermen tegen het bedingen van (te) hoge rentevergoedingen. De Arubaanse wetgever heeft daartoe kennelijk geen noodzaak gezien. Het is het gerecht ook niet bekend dat de Centrale Bank van Aruba in het kader van haar toezichthoudende taak beperkingen aan de met consumenten overeen te komen rente of andere leningsvoorwaarden zou stellen. In beginsel zijn partijen daarom vrij om iedere kredietvergoeding overeen te komen die zij wensen.
2.7
Uit de door Island Finance overgelegde stukken blijkt dat de effectieve kredietvergoeding op de onderhavige lening van in hoofdsom Afl. 9.951,22 een bedrag van Afl. 6.368,78 voor een termijn van 48 maanden beloopt. Dat is hoger dan de nominale rente van 18% per jaar in het vonnis van (destijds) het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 25 mei 1999, ECLI:NL:OGHNAA:1999:AH7917 waarnaar [gedaagde] kennelijk bedoelt te verwijzen [1] . Dat vonnis zag echter niet op de kredietvergoeding in geval van een persoonlijke lening maar (kennelijk) op de overeengekomen rente op een schuldig erkend bedrag in hoofdsom. Het gerecht is van oordeel dat, wat er ook verder zij van het vonnis, de kans dat een consument lichtvaardig akkoord gaat met een (te) hoog rentepercentage hoger is in het geval dat hem niet onmiddellijk duidelijk is wat de rentevergoeding uiteindelijk daadwerkelijk zal zijn en hoe lang hij, hoeveel per maand moet betalen om van de gehele schuld, inclusief rente, verlost te zijn. In het onderhavige geval doet zich dat niet voor. Het moet voor [gedaagde] klip en klaar duidelijk zijn geweest hoeveel geld hij daadwerkelijk nominaal leende (Afl. 9.951,22), hoeveel rente hij daarover zou betalen (Afl. 6.368,78) en hoeveel maanden (48) hij hoeveel per maand moest betalen (Afl. 340,). Door [gedaagde] zijn geen bijzondere, hem ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in 2004 persoonlijk betreffende gronden aangevoerd waarom de kredietvergoeding in dit geval als in strijd met de goede zeden nietig zou zijn of waarom het beroep van Island Finance op de overeengekomen kredietvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.8
Nu Island Finance overigens in het haar opgedragen bewijs is geslaagd wordt het verzet ongegrond verklaard. Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] de proceskosten van Island Finance in verzet moeten vergoeden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
wijst het gevorderde in verzet af;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 3.000, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Een heel grove benadering, uitgaande van een gelijkmatige aflossing van de hoofdsom, van het rentepercentage is 6369/(9951/2)x100%/48x12=32%