In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek van de moeder, X, om een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek is ingediend op 21 april 2016 en heeft betrekking op de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 1999 in de Dominicaanse Republiek. De minderjarige woont sinds 2013 bij zijn moeder in Aruba en is daar ingeschreven op school, maar staat niet ingeschreven in het Bevolkingsregister.
De vader, Y, woont in de Dominicaanse Republiek en heeft bij uitspraak van 3 september 2015 de voogdij over de minderjarige aan de moeder overgedragen, zodat zij samen in Aruba kunnen wonen. De moeder heeft een beschikking van het gerecht nodig om aan te tonen dat zij het gezag over de minderjarige heeft, wat noodzakelijk is voor de aanvraag van een verblijfsvergunning voor de minderjarige.
Het gerecht heeft de procedure gevolgd en vastgesteld dat de uitspraak van 3 september 2015 niet vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand, aangezien deze registers geen informatie over gezag over minderjarigen bevatten. Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van de moeder afgewezen, en deze beschikking is uitgesproken op 4 oktober 2016 door mr. N.K. Engelbrecht in tegenwoordigheid van de griffier.