ECLI:NL:OGEAA:2016:631

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
28 september 2016
Zaaknummer
A.R. 1030 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake incasso van studielening door de Staat der Nederlanden, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in Aruba woont. De vordering betreft een leenovereenkomst waarbij de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 mei 2015 werd ingediend, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De gedaagde erkent de vordering, maar betwist dat zij aanmaningsbrieven heeft ontvangen. Het gerecht heeft vastgesteld dat alle aanmaningen naar het juiste adres zijn verzonden en dat de gedaagde verzuimd heeft om DUO op de hoogte te stellen van haar adreswijzigingen. Hierdoor is het verweer van de gedaagde afgewezen.

Het gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van DUO gegrond is en heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 5.969,27, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De totale proceskosten zijn begroot op Afl. 1.672,43. Het vonnis is uitgesproken op 21 september 2016 door mr. P.W. van Schendel en mr. M. Schoemaker, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 21 september 2016
Behorend bij A.R. 1030 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, DIENST UITVOERING ONDERWIJS,
zetelend in Nederland,
EISERES, hierna ook te noemen: DUO,
gemachtigde: de advocaat mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba, te [adres],
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit de navolgende processtukken/proceshandelingen:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 18 mei 2015;
- de conclusie van antwoord van 4 november 2015;
- de conclusie van repliek van 10 februari 2016;
- de conclusie van dupliek van 6 april 2016;
- de akte uitlating productie van 11 mei 2016.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tussen DUO en Gedaagde is een leenovereenkomst gesloten.
2.2
Gedaagde is tekort geschoten in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
DUO vordert – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Gedaagde tot betaling van € 5.969,27 zijnde de hoofdsom vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten en de rente verschenen tot en met 16 maart 2015, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.896,72 vanaf 17 maart 2015 en met veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Gedaagde erkent de vordering maar betwist dat zij aanmaningsbrieven heeft ontvangen.

4.DE BEOORDELING

4.1
De hoofdvordering is gegrond op de wet en komt derhalve als onweersproken voor toewijzing in aanmerking.
4.2
Alle door DUO overgelegde aan Gedaagde gerichte aanmaningen zijn verzonden naar het adres [adres] in Aruba en gesteld noch gebleken is dat die aanmaningen daar niet zijn aangekomen. Het verweer van Gedaagde, dat zij in de periode van juli 2012 tot januari 2015 niet aldaar woonachtig is maar wel ingeschreven stond op dat adres, faalt. Het niet ontvangen van de aanmaningsbrieven is veroorzaakt doordat Gedaagde heeft verzuimd DUO een adreswijziging te doen toekomen. Van Gedaagde had verwacht mogen worden dat zij DUO in kennis had gesteld van haar diverse verhuizingen.
4.3
Gedaagde heeft bij conclusie van dupliek betwist dat zij in de jaren 1998 en 1999 enig bedrag van DUO heeft ontvangen. Zij verzoekt DUO om, mocht zij gelijk hebben en mocht DUO over dit bedrag rente hebben berekend, dit bedrag en de rente in mindering op de vordering te brengen. Bij akte uitlating van 11 mei 2016 heeft DUO beaamd dat Gedaagde in 1998 en 1999 geen leningsbedrag heeft ontvangen. Dit bedrag is echter, aldus DUO, niet in de vordering opgenomen. Gelet op deze reactie en het daaruit blijkende gelijk van Gedaagde acht het gerecht het overbodig om haar in de gelegenheid te stellen (andermaal) haar mening te geven. Het gerecht neemt verder aan dat van ten onrechte berekende rente geen sprake is.
Het door Gedaagde bij conclusie van dupliek aan de gemachtigde van DUO gedane verzoek tot het treffen van een betalingsregeling behoeft in dit vonnis geen bespreking.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Gedaagde de proceskosten van DUO moeten vergoeden, welke tot op heden zijn begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 222,43 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 3, ad Afl. 500,- per punt), zijnde in totaal Afl. 1.672,43.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Gedaagde om tegen kwijting te betalen aan DUO € 5.969,27, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse courant tegen de koers geldende op de dag van betaling, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.896,71 vanaf 17 maart 2015,
veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure die tot de datum van uitspraak aan de kant van DUO worden begroot op Afl. 1.672,43,
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Schendel, rechter, en werd uitgesproken door mr. M. Schoemaker, ter openbare terechtzitting van woensdag 21 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.