ECLI:NL:OGEAA:2016:625

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 september 2016
Publicatiedatum
23 september 2016
Zaaknummer
EJ nr. 2124 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake gezag, verblijfplaats en alimentatie in een echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 september 2016 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden in Aruba wonen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht om alleen belast te worden met het gezag over hun twee minderjarige kinderen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. E.C.P.M. Kok, verzocht om gezamenlijk gezag te behouden. De procedure volgde op een eerdere beschikking van 29 februari 2016, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de partijen en de kinderen.

De Voogdijraad concludeerde dat er geen risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en adviseerde om het gezamenlijk gezag te handhaven. Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende feiten waren om het verzoek van de vrouw voor eenhoofdig gezag te honoreren. De kinderen zouden bij de vrouw blijven wonen, en de omgangsregeling met de man werd vastgesteld conform het voorstel van de Voogdijraad.

Daarnaast werd de kinderalimentatie vastgesteld op Afl. 475,- per kind per maand, en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie werd afgewezen, omdat haar inkomen voldoende werd geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht.

Uitspraak

Beschikking van 19 september 2016
behorend bij EJ nr. 2124 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[naam],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
en
[naam],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. E.C.P.M. Kok.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1
Bij beschikking van dit gerecht van 29 februari 2016, is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, en is de Voogdijraad verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van partijen ter beantwoording van de vraag of een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen van partijen bij gezamenlijk gezag van de ouders klem of verloren zullen raken tussen de ouders, alsmede de vragen bij welke ouder de gewone verblijfplaats van de kinderen in hun belang moet worden bepaald, en op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de ouder bij wie de kinderen de gewone verblijfplaats niet zullen hebben.
1.2
De verdere procedure blijkt uit:
- de nadere stukken door verzoekster ingediend op 21 maart 2016;
- het rapport van de Voogdijraad ingediend op 24 juni 2016;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 22 augustus 2016, waaruit blijkt dat de vrouw in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde en de man in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.M.J. Cafarzuza occuperend voor mr. E.C.P.M. Kok, zijn verschenen. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw A. Flanders.
1.3
De uitspraak is hierna bepaald op heden.
2.DE VERDERE BEOORDELING
2.1
Ouderlijk gezag
2.1.1
De vrouw heeft verzocht om voortaan alleen belast te blijven met de uitoefening van het gezag over de twee minderjarige kinderen van partijen. Ter onderbouwing hiervan heeft zij aangevoerd dat de man haar (beslissingen) niet respecteert, dat hij zeer overheersend is en dat hij de kinderen tegen haar ophitst.
2.1.2
De man heeft dit bestreden en verzocht om gezamenlijk belast te blijven met het gezag.
2.1.3
Uitgangspunt is, dat het gezamenlijk gezag na echtscheiding doorloopt en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van de kinderen vereist dat één van de ouders met het gezag belast wordt. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat ouders feitelijk in staat zijn om beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg te kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen.
2.1.4
Volgens de Voogdijraad, in het rapport van 24 juni 2016, is gebleken dat de ouders goed met elkaar kunnen communiceren als het de kinderen betreft en dat er geen risico bestaat dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders. De kinderen genieten van de nodige zorg en affectie en zijn gehecht aan beide ouders. De thuissituatie bij beide ouders is stabiel, rustig en gestructureerd. De Voogdijraad adviseert om in het belang van de kinderen het gezamenlijk gezag van de ouders te handhaven.
2.1.5
Het gerecht is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen is. Dat de man overheersend is en de beslissingen van de vrouw niet zou respecteren, is onvoldoende gebleken en is overigens onvoldoende reden om de vrouw alleen met de uitoefening van het gezag te belasten. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt immers niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Het gerecht zal het verzoek van de vrouw om te worden belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen dan ook afwijzen.
2.2
Gewone verblijfplaats en omgang
2.2.1
Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de kinderen bij de vrouw zullen blijven wonen. Ook de Voogdijraad heeft geadviseerd de gewone verblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te bepalen. Het gerecht zal dienovereenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich hiertegen verzet.
2.2.2
De kinderen en de ouder bij wie zij hun gewone verblijfplaats niet hebben, in dit geval de man, hebben in beginsel recht op omgang met elkaar. De Voogdijraad heeft in zijn rapport van 24 juni 2016 een omgangsregeling tussen de man en de kinderen voorgesteld. Dit voorstel is ter zitting met partijen besproken en zij hebben ermee ingestemd. Het gerecht zal gelet hierop conform het voorstel van de Voogdijraad de omgangsregeling tussen de man en de kinderen als hieronder aangegeven, vaststellen.
2.3
Kinderalimentatie
2.3.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht.
2.3.2
De kinderen van partijen zijn thans 10 en 9 jaar oud. Bij het vaststellen van de behoefte van een kind hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per kind per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van kinderen jonger dan 12 jaar oud, rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten en de kosten aan kleding, recreatie en persoonlijke verzorging. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de minderjarige(n) die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,-.
In dit geval is gebleken van bijzondere kosten ten behoeve van de kinderen met betrekking tot de naschoolse opvang (Afl. 20,- per maand) en
beach tennis(Afl. 60,- per maand). Gelet hierop kunnen de kosten van de kinderen worden vastgesteld op Afl. 530,- per kind per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
2.3.3
Wat betreft de draagkracht van de man, overweegt het gerecht dat uit de door de man overgelegde salarisstroken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat hij een gemiddeld netto maandinkomen heeft van Afl. 4.919,45 (inclusief de jaarlijkse toelages en vakantie-uitkering), en dat hij de gebruikelijke vaste lasten heeft, alsmede dat hij maandelijks een huishoudbijdrage aan zijn moeder, bij wie hij inwoont, betaalt van Afl. 450,-.
2.3.4
Uit de door de vrouw overgelegde stukken is gebleken dat zij een netto maandinkomen heeft van ca. Afl. 2.000,- en naast de gebruikelijke vaste lasten, een hypotheekaflossing heeft van Afl. 932,- per maand. Van andere lasten is onvoldoende gebleken, dan wel is niet gebleken dat deze prioriteit genieten boven de kinderalimentatie.
2.3.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting acht het gerecht het in overeenstemming met de wettelijke maatstaven dat de man Afl. 475,- per kind per maand bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
2.4
Partneralimentatie
2.4.1
De vrouw heeft verzocht om een uitkering tot levensonderhoud ten laste van de man van Afl. 675,- per maand. Daartoe heeft zij gesteld dat zij onvoldoende inkomen heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De man heeft de behoefte van de vrouw weersproken en draagkrachtverweer gevoerd.
2.4.2
Ingevolge artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter aan de ene echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft en zich die in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Behalve met behoefte en draagkracht kan de rechter rekening houden met niet-financiële factoren.
2.4.3
Gebleken is dat de vrouw een netto-maandinkomen heeft van ca. Afl. 2.000,-. Dit inkomen is, naar het oordeel van het gerecht, voldoende om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Dat de vrouw de hypotheeklening, zijnde een gemeenschapsschuld, thans alleen aflost is geen omstandigheid die partneralimentatie ten laste van de man rechtvaardigt, temeer nu de gemeenschap nog dient te worden verdeeld.
2.4.4
Gelet hierop zal haar verzoek om partneralimentatie worden afgewezen.
2.5
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de partijen gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het gezag over hun kinderen: [naam minderjarige 1], geboren op 10 juni 2006 in Aruba en [naam minderjarige 2], geboren op 8 mei 2009 in Aruba,
bepaalt het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw,
bepaalt het bedrag dat de man ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de kinderen, bij vooruitbetaling en tegen behoorlijke kwijting aan de Voogdijraad zal uitkeren op Afl. 475,- per kind per maand, vanaf de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand,
bepaalt de omgangsregeling tussen de man en de kinderen als volgt:
  • om het weekend van vrijdag na school tot zondag 16.30 uur;
  • elke dinsdag na school tot woensdag ochtend, waarbij de man de kinderen van school ophaalt en naar school brengt;
  • elke donderdag na school tot 20.00 uur,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van maandag 19 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.