In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door verzoekster, [X]. Verzoekster, geboren op [datum] 1971, heeft het verzoek ingediend met de stelling dat de heer [Y] haar biologische vader is, en niet de man, [B], met wie haar moeder, [A], gehuwd was. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 maart 2016 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand op 28 juni 2016. Tijdens de mondelinge behandeling was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.S. Edwards, en de heer [Y].
De feiten van de zaak tonen aan dat de man, [B], in 2005 is overleden en de moeder, [A], in 2011. In een eerdere beschikking van 27 oktober 2005 was de ontkenning van het vaderschap van de man van verzoeksters vier broers en zussen gegrond verklaard. Verzoekster heeft een DNA-test overgelegd waaruit blijkt dat de heer [Y] met een waarschijnlijkheid van 99,9999995% haar biologische vader is. Verzoekster heeft nooit contact gehad met haar juridische vader en heeft altijd de heer [Y] als haar vader beschouwd.
Het gerecht heeft vastgesteld dat verzoekster haar verzoek niet binnen de wettelijke termijn heeft ingediend, maar heeft artikel 1:199a BW toegepast, dat de rechter de termijnen kan buiten toepassing laten indien dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het gerecht oordeelde dat er geen gewichtige redenen zijn die in de weg staan van de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap en dat de juridische betrekkingen met de biologische en sociale realiteit in overeenstemming moeten worden gebracht. De ontkenning van het vaderschap van de man is gegrond verklaard en het gerecht heeft vastgesteld dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen verzoekster en de heer [Y].