Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
3.DE UITSPRAAK
direct peremptoir, voor uitlating verhinderdata zijdens partijen;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen een man en een vrouw in het kader van hun echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, eiste dat de vrouw, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Sousa, hem een gebruiksvergoeding zou betalen voor de periode dat hij de woning na de scheiding bewoonde. De vrouw stelde dat de man huurinkomsten had ontvangen van een appartement dat hij had verhuurd, en dat deze inkomsten in de verdeling van de gezamenlijke bezittingen betrokken moesten worden. De man betwistte de hoogte van de huurinkomsten en voerde aan dat hij slechts kortstondig had verhuurd.
Het gerecht oordeelde dat de vrouw voldoende bewijs had geleverd dat de man huurinkomsten had ontvangen gedurende een periode van 15 juli 2003 tot 20 juni 2005. De vrouw had een bewijsaanbod gedaan om getuigen te horen die de hoogte van de huurinkomsten konden bevestigen. Het gerecht besloot dat de vrouw in de gelegenheid moest worden gesteld om dit bewijs te leveren. Daarnaast oordeelde het gerecht dat de man een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd was voor de periode dat hij de woning bewoonde na de scheiding. De man had zich op verjaring beroepen, maar het gerecht stelde vast dat de bevoegdheid tot verrekening niet eindigt door verjaring van de rechtsvordering.
De uitspraak bevatte ook bepalingen over de verdere procedure, waarbij de zaak opnieuw op de rol werd gezet voor 28 september 2016. Het gerecht hield iedere verdere beslissing aan in afwachting van de bewijslevering. Dit vonnis werd uitgesproken door rechter mr. M. Schoemaker op 31 augustus 2016.