ECLI:NL:OGEAA:2016:577

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
B.B. 1933 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over huurkoopovereenkomst en betalingsverplichtingen tussen DUVIT N.V. en gedaagden in hoofd- en vrijwaringszaak

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen DUVIT N.V. en twee gedaagden, waarbij de eerste gedaagde in de hoofdzaak tekort is geschoten in de nakoming van een huurkoopovereenkomst. De gedaagde in de hoofdzaak heeft de van DUVIT gekochte zaken doorgeleverd aan de gedaagde in vrijwaring, die op zijn beurt ook zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering van DUVIT op de gedaagde in de hoofdzaak niet wordt betwist en dat de buitengerechtelijke incassokosten redelijk zijn. Hierdoor komt de vordering voor toewijzing in aanmerking.

De rechter heeft de gedaagde in de hoofdzaak veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 5.035,03, vermeerderd met rente en incassokosten. Daarnaast is de gedaagde in vrijwaring ook veroordeeld tot betaling van eenzelfde bedrag aan DUVIT, evenals de kosten van de procedure. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat DUVIT het bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is behandeld. Dit vonnis is uitgesproken op 24 augustus 2016, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij B.B. 1933 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
DUVIT N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Duvit,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
Gedaagde in de hoofdzaak,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde in de hoofdzaak,
procederend in persoon,
en in de zaak in vrijwaring van
Verzoekster in vrijwaring,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak),
procederend in persoon,
tegen
Gedaagde in vrijwaring,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde in vrijwaring,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de rolbeschikking van 8 juni 2016.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN IN DE HOOFDZAAK EN DE ZAAK IN VRIJWARING

2.1
Tussen Duvit en Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) is een huurkoopovereenkomst gesloten.
2.2
Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) is tekort geschoten in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.
2.3
Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) heeft de van Duvit gekochte zaken doorgeleverd aan Gedaagde in vrijwaring. Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) heeft met Gedaagde in vrijwaring de afspraak gemaakt dat Gedaagde in vrijwaring de huurkooptermijnen zal betalen aan Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) zodat zij die kan doorbetalen aan Duvit.
2.4
Gedaagde in vrijwaring is tekort geschoten in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE BEOORDELING IN DE HOOFDZAAK

3.1
Dat Gedaagde in vrijwaring zijn afspraak met Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) niet nakomt staat aan de opeisbaarheid van de vordering van Duvit op Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) niet in de weg. Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) heeft de vordering verder niet betwist zodat de vordering op grond van de wet voor toewijzing in aanmerking komt. Nu de verschuldigdheid niet verder wordt weersproken en voldoende aannemelijk is dat Duvit buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt die overigens redelijk voorkomen, is ook dat deel van de vordering toewijsbaar.
3.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) de proceskosten van Duvit moeten vergoeden, welke tot op heden zijn begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, Afl. 198,25 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde (2 punt van liquidatietarief 3, ad Afl. 500,- per punt), zijnde in totaal Afl. 1.298,25.

4.4. DE BEOORDELING IN DE ZAAK IN VRIJWARING

4.1
Gedaagde in vrijwaring heeft de vordering onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Vast staat in de hoofdzaak dat er buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt en deze kosten zijn toegewezen. Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) en Gedaagde in vrijwaring hebben afgesproken dat Gedaagde in vrijwaring alles (daaronder begrepen de vordering en de daarmee verbonden kosten) terug zou betalen. In dit kader vloeit de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten uit de overeenkomst tussen Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) en Gedaagde in vrijwaring voort. Immers is Gedaagde in vrijwaring aansprakelijk voor de vordering en de daarmee verbonden kosten (zoals de buitengerechtelijke incassokosten). Dit leidt ertoe dat de buitengerechtelijke incassokosten voor rekening komen van Gedaagde in vrijwaring.
4.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Gedaagde in vrijwaring de proceskosten in de hoofdzaak van Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) moeten vergoeden, welke tot op heden zijn begroot op Afl. 100,- aan griffierecht, Afl. 198,25 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde (2 punt van liquidatietarief 3, ad Afl. 500,- per punt), zijnde in totaal Afl. 1.298,25. In de vrijwaringszaak worden geen kosten geliquideerd, omdat Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) in deze procedure niet werd bijgestaan door een daartoe door het Hof toegelaten professioneel optredende rechtsbijstandverlener.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
In de hoofdzaak
veroordeelt Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) tot betaling aan Duvit van een bedrag van Afl. 5.035,03, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 12% per jaar vanaf 16 oktober 2014 vermeerderd met 15% overeengekomen incassokosten ad Afl. 755,25;
veroordeelt Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Duvit worden begroot op Afl. 100, aan griffierecht, Afl. 198,25 aan explootkosten en Afl. 1.000, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak in vrijwaring
veroordeelt Gedaagde in vrijwaring tot betaling aan Duvit van een bedrag van Afl. 5.035,03, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 12% per jaar vanaf 16 oktober 2014 vermeerderd met 15% overeengekomen incassokosten ad Afl. 755,25;
veroordeelt Gedaagde in vrijwaring in de kosten van de procedure in de hoofdzaak, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Verzoekster in vrijwaring (gedaagde in de hoofdzaak) worden begroot op Afl. 100, aan griffierecht, Afl. 198,25 in die zaak aan explootkosten en Afl. 1.000, aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.