ECLI:NL:OGEAA:2016:563

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
E.J. no. 1013 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen huurder en verhuurder met betrekking tot opzegging huurovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen de appelante [X] en de geïntimeerde [Y]. De procedure is gestart door [X] die in beroep ging tegen een beschikking van de huurcommissie van 22 april 2015, waarin aan [Y] toestemming werd verleend om de huurovereenkomst met [X] op te zeggen. De zitting vond plaats op 15 maart 2016, waarbij [X] en haar gemachtigde, mr. S.O.R.’G Faarup, aanwezig waren, terwijl [Y] niet verschenen was.

De kern van het geschil draait om de vraag of de opzegging van de huurovereenkomst door [Y] rechtsgeldig was. [X] stelde dat [Y] geen bewijs had geleverd dat hij de verhuurder was en dat de opzegging niet rechtsgeldig was. Het Gerecht oordeelde echter dat [X] niet had betwist dat [Y] de verhuurder was en dat de verklaring van de advocaat van [Y] tijdens de hoorzitting voldoende was om aan te nemen dat hij gemachtigd was om voor [Y] op te treden.

Het Gerecht concludeerde dat [Y] een rechtmatig belang had bij de opzegging van de huurovereenkomst, aangezien [X] achterstallig was met huurbetalingen en het gehuurde in bouwvallige staat verkeerde. De stellingen van [X] over de renovatie en de mogelijkheid om in het gehuurde te blijven tijdens de renovatie werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Uiteindelijk werd het beroep van [X] ongegrond verklaard en werd de beschikking van de huurcommissie bevestigd, met de veroordeling van [X] in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 30 augustus 2016
Behorend bij E.J. no. 1013 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[X],
wonende in Aruba,
appelante,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: de advocaat mr. S.O.R.’G Faarup,
tegen:
[Y],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: [Y],
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak.
1.2
Die behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2016. [X] is ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. Hoewel in overeenstemming met de wet opgeroepen is [Y] niet verschenen. [X] en haar gemachtigde hebben ter zitting het woord gevoerd.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.HET BEROEP

2.1
Bij beschikking van de huurcommissie van 22 april 2015, met kenmerk [kenmerk] (hierna: de beschikking), is aan [Y] toestemming verleend om de huurovereenkomst van [X] (hierna: de huurovereenkomst) met betrekking tot het in Aruba te [adres] gelegen woning (hierna: het gehuurde) op te zeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes maanden. [Y] heeft met gebruikmaking van die toestemming de huur van [X] krachtens een aan [X] op 29 april 2015 bij exploot betekend schrijven opgezegd tegen 1 november 2015.
2.2 [
X] heeft bij fax van 13 mei 2015 (vooruitlopend op het op 18 mei 2015 ingediende beroepschrift) beroep ingesteld tegen de beschikking bij de griffie van dit Gerecht. [X] verzoekt dat het Gerecht de beschikking vernietigt, en het verzoek tot opzegging of beëindiging van de huurovereenkomst alsnog weigert.
2.3 [
Y] heeft geen verweer gevoerd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gelet op het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van de Huurcommissieverordening, in verbinding met het vierde lid van artikel 12 daarvan, stelt het Gerecht vast dat het beroep tegen de op 22 april 2015 gedagtekende beschikking tijdig is ingesteld nu [X] onbestreden heeft gesteld dat zij de beschikking eerst op 29 april 2015 heeft ontvangen. Aldus is [X] ontvankelijk in haar beroep.
3.2 [
X] heeft meermalen gesteld dat [Y] geen bewijs heeft overgelegd waaruit kan blijken dat hij de verhuurder is van het gehuurde. [X] heeft echter niet gesteld dat [Y] niet de verhuurder is van het gehuurde, en evenmin heeft zij gesteld wie dan anders dan [Y] de verhuurder zou zijn. Eén en ander brengt mee dat voldoende aannemelijk wordt geoordeeld dat [Y] de verhuurder is van het door [X] gehuurde.
3.3
Uit de beschikking blijkt dat [Y] gedurende de door de Huurcommissie gehouden hoorzitting in elk geval werd vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E.E. Rosenstand, die kennelijk ten overstaan van die commissie heeft verklaard daartoe gemachtigd te zijn door [Y]. Die enkele verklaring van die advocaat is voldoende om aan te nemen dat hij gemachtigd was om voor [Y] op te treden en het woord te voeren gedurende bedoelde hoorzitting. In het licht daarvan kan de stelling van [X], dat [Y] toen niet rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door [Z], onbesproken blijven.
3.4
In de beschikking staat vermeld dat namens de verhuurder ter hoorzitting van de Huurcommissie onder meer is verklaard dat [X] voor een totaalbedrag van
Afl. 52.800,-- achterstallig is met betaling van huur en dat [X] onder meer heeft verklaard dat (1) zij vanaf 2008 achterstallig is met betaling van huur omdat volgens haar de eigenaren van het gehuurde weigeren de elektriciteitsinstallatie daarvan te vernieuwen en (2) dat het gehuurde in verband met diens bouwvalligheid aan noodzakelijke renovatie toe is. [X] heeft de juistheid van de beschikking ten aanzien van die verklaringen niet of onvoldoende bestreden.
3.5
Vast komt daarom te staan dat het gehuurde bouwvallig is en dat het daarom aan noodzakelijke renovatie toe is. De stelling van [X] dat zij gedurende die renovatie in het gehuurde kan blijven wonen mist naar het oordeel van het Gerecht voldoende onderbouwing, temeer omdat sprake is van een bouwval. Het had in dit verband op de weg van [X] gelegen haar stelling met een rapport van een ter zake deskundige (rechts)persoon te staven. Dit alles brengt reeds mee dat [Y] het gehuurde nodig heeft voor eigen gebruik, en daarom een rechtmatig belang heeft bij opzegging van de tussen partijen geldende huurovereenkomst.
3.6
Daar komt nog bij dat [Y] ook anderszins een rechtmatig belang heeft bij opzegging van de huurovereenkomst, nu vast staat dat [X] ontoelaatbaar achterstallig is met betaling van huur. Het beroep van [X] op verrekening met door haar gemaakte kosten voor reparaties en/of renovaties aan het gehuurde mist voldoende onderbouwing. Gesteld noch gebleken is hoeveel kosten er in dat verband zijn gemaakt door [X], en evenmin is gesteld of gebleken wat zij allemaal precies heeft verricht aan reparaties en/of renovaties aan het gehuurde. Voor zover [X] zich beroept op opschortingsrechten ten aanzien van betaling van huur - omdat de eigenaar van het gehuurde volgens haar weigert de elektriciteitsinstallatie daarvan te vernieuwen - heeft te gelden dat gesteld noch is gebleken dat die installatie niet of onvoldoende functioneert en evenmin is gesteld of gebleken dat [X] dienaangaande is gerechtigd tot opschorting van de gehele door haar te betalen huur.
3.7
De slotsom luidt dat beroep van [X] ongegrond zal worden verklaard en dat de beschikking onder aanvulling van de hiervoor onder 3.6 omschreven grond zal worden bevestigd.
3.8
Vorenstaande brengt mee dat [Y] de huur rechtmatig heeft opgezegd per 1 november 2015, en dat [X] recht noch titel heeft om nog langer in het gehuurde te blijven.
3.9 [
X] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Y], tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart het beroep van [X] ongegrond;
-bevestigt de beschikking van de huurcommissie van 22 april 2015 met kenmerk [kenmerk] onder aanvulling van grond zoals hiervoor onder 3.6 omschreven;
-veroordeelt [X] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Y], tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 augustus 2016.