ECLI:NL:OGEAA:2016:556

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
A.R. 1891 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de burgerlijke rechter bij schadevergoeding na inbeslagname van goederen

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Bras Aruba N.V. een schadevergoeding van het Land Aruba. De vordering was gebaseerd op de inbeslagname van een container met vlees en vleesproducten, die door de justitiële autoriteiten was genomen. Bras stelde dat de goederen onrechtmatig waren behandeld, waardoor een deel van de lading onverkoopbaar was geworden. De procedure omvatte verschillende conclusies van partijen en eindigde met een verzoek om vonnis.

De feiten wezen uit dat de container in juni 2015 was aangekomen en door de autoriteiten was gecontroleerd. Bras vorderde een bedrag van Afl. 37.285,76, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde dat het Land onrechtmatig had gehandeld door de goederen in de hete zon te laten onderzoeken. Het Land voerde verweer en stelde dat de burgerlijke rechter niet bevoegd was om kennis te nemen van de vordering.

Het Gerecht oordeelde dat, volgens artikel 178 van het Wetboek van Strafvordering, de burgerlijke rechter niet bevoegd is om te oordelen over schadevergoeding als gevolg van rechtmatige of onrechtmatige dwangmiddelen. Bras werd geadviseerd om zijn verzoek tot schadevergoeding in te dienen bij de raadkamer van het Gerecht in Eerste Aanleg binnen de gestelde termijn. De vordering van Bras werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van het Land op Afl. 1.800,00 werd begroot voor het salaris van de gemachtigde.

Dit vonnis werd uitgesproken op 24 augustus 2016 door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. 1891 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BRAS ARUBA N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: Bras,
gemachtigde: de advocaat mr. David G. Kock,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
gevestigd te Aruba,
hierna te noemen: het Land,
gemachtigde: J.O. Senchi.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bras is een onderneming die onder andere kaas en vlees importeert om als groothandel te fungeren en door te verkopen aan de kleinhandel en/of restaurants.
2.2
In juni 2015 is in Aruba een container met vlees en vleesproducten aangekomen, welke producten door Bras in Nederland waren besteld bij Castimex B.V.
2.3
Deze container is door de justitiële autoriteiten in beslag genomen en naar de marinierskazerne vervoerd, alwaar de goederen door RST-personeel handmatig zijn gecontroleerd. Na controle zijn de goederen onder een afdak geplaatst.
2.4
Een deel van de lading bestemd voor Bras is onverkoopbaar geworden.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Bras vordert het Land te veroordelen te betalen een bedrag van Afl. 37.285,76 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2015 en met veroordeling van het Land in de kosten van het geding.
3.2
Aan deze vordering legt Bras - samengevat - het volgende ten grondslag.
Naar het gerecht begrijpt stelt Bras dat het land jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld, door een container gevuld met kaas en vlees in de hete zon door opsporingsautoriteiten te laten onderzoeken, waardoor de lading van Bras nagenoeg volledig verloren is gegaan. Het opsporingsonderzoek had in een gekoelde ruimte dienen plaats te vinden, waardoor het Land de schade had kunnen beperken. Het Land maakt ten onrechte geen onderscheid tussen geschikt voor consumptie en geschikt voor verkoop.
3.3
Het Land voert gemotiveerd verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of het Land aansprakelijk is voor schade die Bras heeft geleden, ten gevolge van
rechtmatig verrichtte opsporingsactiviteitenjegens derden.
4.2
In artikel 178 Wetboek van Strafvordering is bepaald dat
aan degenedie schade heeft geleden ten gevolge van de toepassing van rechtmatige en/of onrechtmatige dwangmiddelen, een schadevergoeding kan worden toegekend. Dit verzoek dient te worden ingediend bij de raadkamer van het gerecht in eerste aanleg binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak of de beslissing dat geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
4.3
Het gerecht is - in navolging van de uitspraak van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curacao, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius van 19 april 2016 (H219/15) - van oordeel dat de burgerlijke rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige vordering, strekkende tot vergoeding van schade als gevolg van de strafvorderlijke inbeslagneming van een container met vleesproducten. Bras kan zijn verzoek tot schadevergoeding desgewenst indienen bij de raadkamer van het Gerecht in Eerste Aanleg in Aruba en wel binnen de termijn als bedoeld in 179 lid 1 Sv.
4.4
Bras wordt, nu hij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt Bras in de kosten van de procedure, aan de zijde van het Land begroot op Afl. 1.800,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch. rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.