ECLI:NL:OGEAA:2016:544

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 augustus 2016
Publicatiedatum
2 september 2016
Zaaknummer
A.R. no. 915 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad tegen het Land Aruba

In deze zaak vorderde Eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.B. Wever, schadevergoeding van het Land Aruba wegens onrechtmatig handelen. De vordering was gebaseerd op een intrekkingsbesluit van 24 mei 2010, waarbij Eiseres, die eerder was benoemd als gerechtsdeurwaarder, in een andere functie werd aangesteld. Eiseres stelde dat het intrekkingsbesluit onrechtmatig was en vorderde een schadevergoeding van Afl. 419.151,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2013. Het Land, vertegenwoordigd door dhr. A. Lumenier, voerde verweer en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van Eiseres.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba oordeelde dat Eiseres niet-ontvankelijk was in haar vorderingen. Het Gerecht stelde vast dat de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken eerder het intrekkingsbesluit had vernietigd, maar dat Eiseres geen recht had op schadevergoeding omdat zij niet had aangetoond dat zij zich had gemeld om tewerkgesteld te worden. Het Gerecht oordeelde dat de Raad zich bevoegd had geoordeeld om ook de schadevergoeding te beoordelen en dat Eiseres niet in haar recht was gedaan. Het Gerecht verklaarde Eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen en veroordeelde haar in de proceskosten, die op nihil werden begroot, aangezien het Land werd bijgestaan door een ambtenaar.

De uitspraak werd gedaan op 24 augustus 2016 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 24 augustus 2016
Behorend bij A.R. no. 915 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiseres,
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. G.B. Wever,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek;
-de conclusie van dupliek.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Na vermindering van eis vordert Eiseres dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht verklaart dat het Land jegens Eiseres onrechtmatig heeft gehandeld door het nemen van het intrekkingsbesluit van 24 mei 2010;
b. het Land veroordeelt om ten titel van schadevergoeding uit hoofde van voormelde onrechtmatige daad te betalen aan Eiseres Afl. 419.151,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 4 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. het Land veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Het Land voert verweer en concludeert dat Eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing daarvan.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1.1
Vast staat tussen partijen het volgende. Bij Landbesluit van 4 januari 2010, no. 8, is Eiseres met ingang van 6 oktober 2009 benoemd als ambtenaar in tijdelijke dienst bij de griffie van dit Gerecht in de functie van gerechtsdeurwaarder, in de rang van klerk, met vaststelling van de bezoldiging op Afl. 30.840,-- per jaar en de pensioengrondslag op Afl. 30.840,--.
3.1.2
Bij Landbesluit van 24 mei 2010, no. 1, heeft de Gouverneur van Aruba (hierna: de Gouverneur) op voordracht van de Minister van Justitie en Onderwijs het Landsbesluit van 4 januari 2010 ingetrokken en Eiseres in tijdelijke dienst benoemd als ambtenaar in de functie van assistent in de administratie in de rang van klerk bij de griffie van dit Gerecht met vaststelling van de bezoldiging op Afl. 30.840,-- per jaar en de pensioengrondslag op Afl. 30.840,--. Het tegen dat besluit (hierna: het intrekkingsbesluit) door Eiseres ingestelde bezwaar is bij uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van 27 oktober 2010 gegrond verklaard en is het intrekkingsbesluit nietig verklaard. Die nietigverklaring is vervolgens voor gedekt verklaard waarbij is bepaald dat de gevolgen van het nietige besluit geheel in stand blijven. Bij dit alles heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken de Gouverneur veroordeeld tot betaling aan Eiseres van een schadevergoeding ad
Afl. 10.000,--.
3.1.3
De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (hierna: de Raad) heeft bij zijn uitspraak van 12 oktober 2012 (hierna: de uitspraak) onder meer voormelde uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken en het intrekkingsbesluit vernietigd. De uitspraak vermeldt onder meer het volgende, waarbij heeft te gelden dat de onderstreping is aangebracht door het Gerecht:
“(…).
2.12
Ten aanzien van het verzoek om schade door Eiseres overweegt de Raad nog het volgende. Eiseres heeft gewezen op het mislopen van commerciële in komsten die zij als deurwaarder naast haar bezoldiging als ambtenaar zou hebben ontvangen. De Raad overweegt dienaangaande dat Eiseres sinds 6 oktober 2009 het bij haar aanstellingsbesluit als gerechtsdeurwaarder vastgestelde salaris ontvangt. Zij heeft evenwel vanaf deze datum geen werkzaamheden meer verricht.Van betrokkene mag bij indiensttreding en bezoldiging worden verwacht dat zij zich bij haar werkgever meldt om te werk te worden gesteld. Van betrokkene mag daarbij een pro-actieve houding worden verwacht. Dat sprake is van een intrekkingsbesluit waarbij haar dienstverband inhoudelijk is veranderd ontslaat haar niet van deze verplichting. De Raad is niet gebleken dat Eiseres zich bij haar (juiste) werkgever heeft gemeld om tewerk gesteld te worden.
2.13
Gegeven het vorenstaande is de Raad van oordeel dat Eiseres door het betalen van haar salaris en de vaststelling van haar pensioengrondslag conform haar aanstellingsbesluit als gerechtsdeurwaarder, niet te kort is gedaan. Voor een schadevergoeding ziet de Raad geen grondslag.
(…).”.
3.2.1
Ter zake van de vraag of Eiseres in het licht van vorenstaande al dan niet ontvankelijk is in haar vorderingen wordt het volgende overwogen. Anders dan Eiseres primair stelt is het Gerecht van oordeel dat uit het hiervoor geciteerde deel van de uitspraak blijkt dat ook het verzoek van Eiseres om vergoeding van schade als gevolg van het mislopen van commerciële deurwaardersactiviteiten (hierna: het verzoek) is afgewezen door de Raad, die zich kennelijk bevoegd heeft geoordeeld om ook kennis te nemen van en te oordelen over die vordering. Tegen die achtergrond stelt Eiseres dat de procedure die heeft geleid tot de uitspraak wat betreft (de afwijzing van) het verzoek niet was omkleed met voldoende waarborgen, omdat het verzoek is afgewezen zonder Eiseres in de gelegenheid te stellen om zich te verweren en aanvullende informatie bij te brengen. Sprake is volgens Eiseres van strijdigheid met het in het EVRM neergelegde beginsel van fair trial. Meer in het bijzonder is volgens Eiseres het beginsel van hoor en wederhoor te dezen niet in acht genomen door de Raad, hetgeen heeft geleid tot de hiervoor vermelde onderstreepte - uit eigen beweging van de Raad aangenomen feitelijk - onjuiste assumpties, waarop de Raad de afwijzing van het verzoek heeft gebaseerd. Eiseres wijst ter weerlegging van die assumpties op haar als productie 2 bij repliek overgelegde brief aan de President van het Hof van 13 oktober 2010, uit welke brief blijkt - en dat staat verder vast tussen partijen - dat Eiseres die president (1) er ondubbelzinnig op heeft gewezen dat zij krachtens het intrekkingsbesluit is benoemd als ambtenaar in dienst van het Land en tewerk is gesteld als assistent in de administratie in de rang van klerk bij de Griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, en (2) ondubbelzinnig heeft verzocht om Eiseres te berichten wanneer zij als zodanig met haar werkzaamheden kan aanvangen. Volgens Eiseres heeft zij aldus wel degelijk voldaan aan de door de Raad bedoelde verplichting.
3.2.2
Nu volgens Eiseres de Raad met betrekking tot de afwijzing van het verzoek het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden meent Eiseres dat zij dat verzoek - nu er geen hoger beroep open staat tegen uitspraken van de Raad - opnieuw ter beoordeling kan voorleggen aan de burgerlijke rechter in eerste aanleg als zijnde restrechter. Hierover het volgende.
3.3
De Raad spreekt (ambtenaren)recht in hoogste en laatste instantie, hetgeen met zich brengt dat geen sprake is of kan zijn van een door de wetgever bepaald rechtsmiddelenverbod zoals bijvoorbeeld op de voet van het achtste lid van artikel 7A:1615w BW het geval is met betrekking tot een door het Gerecht (in eerste aanleg) gegeven beschikking op een verzoek tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst. Van doorbreking van dat verbod op grond van schending van het fundamentele rechtsbeginsel van wederhoor kan daarom geen sprake zijn. Uit de stellingen en de daarop gebaseerde vorderingen van Eiseres in de onderhavige procedure volgt in dat verband dat Eiseres de facto doorbreking van het gesloten systeem van rechtsmiddelen beoogt. Dat is echter naar het oordeel van het Gerecht rechtens niet mogelijk. Dat betekent dat Eiseres niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de door haar verzochte vergoeding van schade als gevolg van het intrekkingsbesluit.
3.4
Eiseres heeft naar het verdere oordeel van het Gerecht geen belang bij (toewijzing van) de door haar verzochte verklaring voor recht, omdat uit de (onherroepelijke) vernietiging door de Raad van het intrekkingsbesluit reeds volgt dat sprake is van een besluit in strijd met de wet, oftewel dat sprake is van een onrechtmatig (gegeven) besluit. Daarmee staat vast dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eiseres.
3.5
Eiseres zal, als de niet-ontvankelijk te verklaren partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land. Die kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op nihil, omdat het Land in deze procedure is verschenen bij en werd bijgestaan door een ambtenaar in dienst van het Land.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-verklaart Eiseres niet-ontvankelijk in het door haar verzochte;
-veroordeelt Eiseres in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van het Land, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.