ECLI:NL:OGEAA:2016:533

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
L.A.R. nr. 1636 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure omtrent tweede vergunning tot tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.C.A. Crouch, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een tweede vergunning tot tijdelijk verblijf, welke door de verweerder op 1 juli 2016 was afgewezen. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar aangetekend en een verzoekschrift ingediend bij het gerecht. De zitting vond plaats op 15 augustus 2016, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was, maar de verweerder niet.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, op basis van artikel 54 van de Lar, de verzoeker de beschikking kan schorsen indien de uitvoering daarvan voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen. De rechter heeft vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beschikking in bezwaar niet in stand zal blijven. De afwijzing van de vergunning was gebaseerd op het feit dat de verzoeker niet ingeschreven stond bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), maar ter zitting bleek dat deze inschrijving niet als vereiste gold voor de vergunning.

De rechter concludeert dat de verweerder in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur door de verzoeker geen termijn te geven om het verzuim te herstellen. Daarom heeft de rechter besloten om het verzoek toe te wijzen en de verzoeker te behandelen alsof hij in het bezit is van de gevraagde vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op het ingediende bezwaarschrift. Tevens is bepaald dat het griffierecht aan de verzoeker wordt teruggestort.

Uitspraak

Uitspraak van 29 augustus 2016
L.A.R. nr. 1636 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
gericht tegen:
de Minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 juli 2016 heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker om een tweede vergunning tot tijdelijk verblijf.
Tegen bovengenoemde beschikking (hierna: de bestreden beschikking) heeft verzoeker op 6 juli 2016 een bezwaarschrift ingediend.
Op 7 juli 2016 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 augustus 2016, alwaar zijn verschenen verzoeker in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De verweerder is na deugdelijk te zijn opgeroepen niet ter zitting verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaarschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken de beschikking te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan op zijn verzoek ook een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid.
2.2
Voor honorering van het verzoek is onder meer vereist dat een aanmerkelijke kans dient te bestaan dat de bestreden beschikking in bezwaar niet in stand zal blijven. Het gerecht acht in dit geval deze aanmerkelijke kans op succes voor verzoeker aanwezig en overweegt daartoe als volgt.
2.3
Bij de bestreden beschikking is ten behoeve van verzoeker een tweede vergunning tot tijdelijk verblijf om als store manager bij [bedrijf] werkzaam te zijn, afgewezen, omdat verzoeker niet staat ingeschreven in de registers van de Sociale verzekeringsbank (SVB).
2.4
Met zijn verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat hij hangende de bodemprocedure wordt behandeld als ware hij in het bezit van de door hem gevraagde vergunning. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft verzoeker aangevoerd dat de consequenties van de bestreden beschikking voor hem ingrijpend zijn, nu hij, zijnde de broodwinnaar, niet zal mogen werken en verstoken zal blijven van inkomen. Bovendien staat hij inmiddels wel ingeschreven bij de SVB.
2.5
Ter zitting is gebleken dat inschrijving bij de SVB niet als vereiste voor verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf geldt. Evenmin is gebleken dat verweerder, via de Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero (DIMAS) verzoeker een termijn heeft gegund om zich alsnog aan te melden bij de SVB.
Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter, door aan verzoeker geen termijn te gunnen waarbinnen hij het geconstateerde verzuim alsnog moest herstellen alvorens een definitieve beslissing te nemen, gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden toegewezen, in die zin dat de voorzieningen rechter een voorlopige voorziening zal treffen.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een procedure als de onderhavige geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker, [verzoeker], voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om in loondienst werkzaam te zijn bij [bedrijf], totdat is beslist op het tegen de beschikking van verweerder van 1 juli 2016 ingediende bezwaarschrift;
 gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing werd gegeven door mw. mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 29 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.