In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Voogdijraad. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 mei 2016 werd ingediend, gevolgd door rapporten van de Voogdijraad en psychologische evaluaties. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2016 waren de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.G. Kock, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. De minderjarigen, geboren in 2005, 2007 en 2009, stonden onder voorlopige toevertrouwing en ondertoezichtstelling vanwege zorgen over hun welzijn en de zorg van de moeder.
De rechter oordeelde dat de minderjarigen met zedelijke en lichamelijke ondergang werden bedreigd, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de noodzaak van uithuisplaatsing. De moeder had de minderjarigen niet voldoende bescherming geboden tegen de 'stiefvader', die hen fysiek en emotioneel mishandelde. Echter, na nader onderzoek bleek dat de 'stiefvader' niet meer in beeld was en dat er geen indicaties waren voor seksueel misbruik. De rechter concludeerde dat de Voogdijraad onvoldoende onderbouwing had geleverd voor de uithuisplaatsing en dat de minderjarigen veilig konden terugkeren naar de moeder.
De beslissing van het gerecht was om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar, Maybelline Tromp-van der Biezen als gezinsvoogdes te benoemen en hen terug te plaatsen bij de moeder. Het verzoek van de Voogdijraad om uithuisplaatsing werd afgewezen.