ECLI:NL:OGEAA:2016:505
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Caribbean Mercantile Bank N.V. en G*
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Caribbean Mercantile Bank N.V. (CMB) en de verweerster G*. CMB verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van dringende redenen, waarbij zij stelde dat G* niet vrijwillig melding had gemaakt van een diefstal gepleegd door haar zus, wat volgens CMB het vertrouwen in G* had geschaad. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2016 heeft CMB haar verzoek toegelicht, terwijl G* verweer voerde en een pleitnota indiende. G* concludeerde tot afwijzing van het verzoek en vroeg, voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, om een billijkheidsvergoeding van Afl. 75.000,--.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat G* niet verplicht was om CMB op de hoogte te stellen van de diefstal, aangezien deze niet op de werkvloer had plaatsgevonden en G* niet als medeplichtige kon worden aangemerkt. Bovendien was G* in rechte verschoningsgerechtigd ten aanzien van haar zus. Het Gerecht oordeelde dat er geen grond was voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van CMB af. CMB werd veroordeeld in de proceskosten van G*, die tot aan de uitspraak op Afl. 900,-- werden begroot. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.