ECLI:NL:OGEAA:2016:499

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2016
Zaaknummer
K.G. no. 1510 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens weigering gezichtsbeharing te scheren

In deze zaak heeft de werknemer, Eiser, die op 7 februari 2014 in dienst trad bij de naamloze vennootschap Calabas Hotels N.V. (h.o.d.n. Riu Palace Hotel Aruba), op 28 mei 2016 ontslag op staande voet gekregen. Dit ontslag was gebaseerd op de weigering van Eiser om zijn gezichtsbeharing te scheren, in strijd met het arbeidsreglement van Riu. Riu had Eiser op 18 mei 2016 geïnformeerd dat gezichtsbeharing volgens het nieuwe arbeidsreglement verboden was en gaf hem 48 uur om zijn uiterlijk aan te passen aan het bedrijfsimago. Eiser heeft het ontslag betwist en vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van loon.

Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft de vordering van Eiser beoordeeld en geconcludeerd dat er geen dringende reden was voor het ontslag. Het Gerecht oordeelde dat de gedraging van Eiser, namelijk het weigeren om zijn gezichtsbeharing te scheren, niet zodanig ernstig was dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigde. Het Gerecht vond de eisen van Riu disproportioneel, vooral omdat Eiser's baard er verzorgd uitzag en niet in strijd was met hygiëne- of veiligheidsvoorschriften.

Het Gerecht heeft Riu veroordeeld tot doorbetaling van het loon aan Eiser vanaf de ontslagdatum en tot wedertewerkstelling. Daarnaast werd Riu veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 28 juli 2016 door rechter mr. J. Sap, en het Gerecht gaf Riu 48 uur om Eiser weer toe te laten op het werk, met een dwangsom voor elke dag dat dit niet zou gebeuren.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 28 juli 2016
Behorend bij K.G. no. 1510 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiser,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
de naamloze vennootschap
CALABAS HOTELS N.V.h.o.d.n. Riu Palace Hotel Aruba,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Riu,
gemachtigden: de advocaten mrs. L.J. Pieters en R.A. Wix.
1.DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 24 juni 2016;
- het faxbericht met producties van mr. Figaroa d.d. 13 juli 2016;
- de brief met producties van mr. Pieters d.d. 13 juli 2016;
- de pleitsnota’s van Eiser en Riu;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 juli 2016.
1.2 Aan partijen is medegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser is op 7 februari 2014 in dienst getreden van Riu. Zijn laatste functie was
bar back.
2.2
In het ‘oude’ arbeidsreglement van 2007 van Riu staat, in het hoofdstuk
Employees Rules and Regulationsonder paragraaf 2
Personal Appearance, onder meer het volgende geschreven:
“b. Hair grooming
Hair net or hats are part of the uniform in kitchen/food services areas. HAIR: (Includes hairpieces and wigs) must be kept clean and neatlystyled. Extreme hairstyles are not permitted. Loud hair colors are not allowed. Long hair must be arranged away from face, and at appropriate length so as not to interfere with the safe performance of the associates duties. Facial hair (beards, sideburns, mustaches) will be acceptable only if neatly trimmed, and in compliance with safety and sanitation requirements.”
2.3
In het kennelijk ‘nieuwe’ en nog niet gedeponeerde arbeidsreglement van Riu staat, in het hoofdstuk
Employees Rules and Regulationsonder paragraaf 2
Personal Appearance, onder meer het volgende geschreven:
“b. Hair grooming
Hair net or hats are part of the uniform in kitchen/food services areas. HAIR: including hairpieces and wigs must be kept clean and neatly styled. Extreme hairstyles are not permitted. Loud hair colors are not allowed. Long hair must be arranged away from face and at appropriate length so as not to interfere with the safe performance of the associates duties. Do not design drawings hair.”
2.4
Bij brief van 18 mei 2016 heeft Riu aan Eiser meegedeeld – samengevat – dat gezichtsbeharing conform het ‘nieuwe’ arbeidsreglement van Riu verboden is. Bij brief van 20 mei 2016 is aan Eiser meegedeeld dat hem 48 uren wordt gegund om zijn uiterlijk aan te passen aan het bedrijfsimago van Riu.
2.5
Eiser is op 28 mei 2016 op staande voet ontslagen. In de aan hem gerichte ontslagformulier, waarin de dringende reden is vermeld, staat (naar het Nederlands vertaald) onder meer geschreven:
“…
Schending van het arbeidsreglement onder paragraaf 2 Persoonlijke verschijning b) haar verzorging. De werknemer heeft bovendien genegeerd om te voldoen aan de brief waarin hem 48 uren is gegund om zijn uiterlijk aan te passen aan het bedrijfsimago.
…”
2.6
Bij brief van 31 mei 2016 heeft Eiser de nietigheid van het ontslag ingeroepen en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werk.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert - kort gezegd - wedertewerkstelling op verbeurte van een dwangsom, doorbetaling van loon vanaf de ontslagdatum, te vermeerderen met de wettelijke rente en verhoging en met veroordeling van Riu tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eiser grondt de vordering erop dat er geen sprake is van een dringende reden voor ontslag en dat het ontslag nietig is.
3.3
Riu voert hiertegen verweer, strekkende tot afwijzing van de vorderingen, met vordering tot veroordeling van Eiser in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2
Bij de beoordeling van de vorderingen van Eiser komt het aan op de vraag of de door Riu aangevoerde ontslagredenen te beschouwen zijn als dringende reden in de zin van art. 1615o BW, en dat met voldoende mate van zekerheid de bodemrechter een soortgelijke vordering zal toewijzen. Daarbij dienen de gedragingen of eigenschappen van de werknemer zodanig te zijn, dat in redelijkheid niet van de werkgever verlangd kan worden dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Het Gerecht overweegt daartoe het volgende.
4.3
Het Gerecht gaat er bij onderstaande beoordeling veronderstellende wijze vanuit dat het ontslag tijdig is gegeven en het arbeidsreglement niet onverbindend is.
4.4
Riu stelt zich op het standpunt dat de gedraging van Eiser, namelijk het ondanks waarschuwing en in strijd met de voorschriften weigeren zijn gezichtsbeharing te scheren, een dringende reden voor ontslag oplevert. Riu voert daartoe aan dat de voorschriften een professionele uitstraling van het bedrijf voor ogen hebben. Riu beroept zich erop dat zij een internationale hotelketen is die een professioneel bedrijfsimago representeert. Eiser stelt zich daarentegen op het standpunt dat van hem niet gevergd kan worden zijn baard te scheren aangezien deze er kort en verzorgd uitziet en, gezien zijn functie als
bar back,er geen reden is dit te verbieden.
4.5
Het Gerecht acht het begrijpelijk dat Riu voorschriften invoert die een professionele uitstraling van haar werknemers, en in het verlengde daarvan, van haar bedrijf, tot doel hebben. Dergelijke voorschriften dienen echter geschikt en proportioneel te zijn zeker als die doorwerken in het uiterlijk van de werknemer na zijn arbeidstijd. Dat Riu Eiser, werkzaam als
bar back, wil verbieden een “vierdaagse” baard te hebben acht het Gerecht disproportioneel. De baard van Eiser ziet er kort en verzorgd uit en blijkt niet in strijd te zijn met enig hygiëne- of veiligheidsvoorschrift. Dat Eiser weigert zich te scheren levert naar het oordeel van het Gerecht onder de omstandigheden van dit geval niet een zodanig ernstig plichtsverzuim op dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Hierbij komt dat Eiser een volle haarbos heeft en Riu kennelijk ook geen bezwaren heeft tegen de duidelijk zichtbare tatoeages van Eiser, zodat de verplichting om een verzorgde baard af te scheren, willekeurig is.
4.6
Het bovenstaande leidt ertoe dat het Gerecht het voorshands niet aannemelijk acht dat het ontslag op staande voet in de bodemprocedure stand zal houden. Dat betekent dat de vordering van Eiser tot doorbetaling loon en wedertewerkstelling voor toewijzing in aanmerking komt. Het Gerecht ziet aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in art. 1614q BW op 10% te stellen.
4.7
Riu zal in de kosten van het geding worden veroordeeld.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
gebiedt Riu om, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, Eiser toe te laten op het werk om de bedongen werkzaamheden van
bar backvolgens een gebruikelijke schema te kunnen uitvoeren, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- voor iedere dag dat Riu aan dit gebod niet voldoet een en ander met een maximum van Afl. 100.000,-;
veroordeelt Riu tot betaling aan Eiser van het loon vanaf 28 mei 2016 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen, verhoogd met de wettelijke verhoging van art. 1624q BW tot een maximum van 10% over de verschenen loontermijnen en vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallig loon, vanaf de datum van de opeisbaarheid tot die der voldoening;
veroordeelt Riu in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Eiser worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 219,- aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2016 in aanwezigheid van de griffier.