ECLI:NL:OGEAA:2016:49

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
28 januari 2016
Zaaknummer
EJ nr. 975 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen ouders met betrekking tot kinderalimentatie en draagkracht

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de moeder, wonende in Aruba, de verzoekster en de vader, wonende in Nederland, de verweerder. De zaak betreft de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor hun minderjarige kind. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere tussenbeschikking van 1 september 2015, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten over de behoefte aan en de draagkracht voor de alimentatie kenbaar te maken. De moeder heeft gesteld dat zij maandelijks Afl. 668,- uitgeeft voor de minderjarige, een bedrag dat door de vader niet voldoende is bestreden. Het gerecht heeft de kosten van de minderjarige vastgesteld op Afl. 670,- per maand.

De draagkracht van de moeder is beoordeeld op basis van haar inkomen als taxichauffeur, dat zij hoopt te hervatten na een operatie. Het gerecht heeft haar maandelijkse inkomen berekend op Afl. 2.808,-, na aftrek van een forfaitair bedrag voor haar eigen levensonderhoud. De vader, die sinds augustus 2014 voltijds student is in Nederland, ontvangt studiefinanciering en heeft maandelijkse lasten van € 1.173,95. Het gerecht heeft geoordeeld dat de vader, ondanks zijn studie, in staat moet worden geacht om een bijdrage van € 50,- per maand te leveren voor de kosten van de minderjarige.

De beslissing van het gerecht houdt in dat de vader met ingang van 1 januari 2016 verplicht is om dit bedrag te betalen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door rechter N.K. Engelbrecht op 26 januari 2016.

Uitspraak

Beschikking van 26 januari 2016
behorend bij EJ nr. 975 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[de moeder],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara,
en
[de vader],
wonende in Nederland,
VERWEERDER, hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: [grootvader] (grootvader v/z).
Belanghebbende:
[de minderjarige], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de tussenbeschikking van dit gerecht van 1 september 2015, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening over de behoefte aan en de draagkracht voor een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarige kenbaar te maken. De verdere procedure blijkt uit:
- de op 12 oktober 2015 namens de vader overgelegde stukken;
- de door de moeder overgelegde “kosten en baten analyse”;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 24 november 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen verzoekster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Ouders zijn wettelijk verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht.
Uitgangspunt is dat het bij de bepaling van de draagkracht van een onderhoudsplichtige niet alleen aankomt op het inkomen dat hij heeft, maar ook op het inkomen dat hij geacht kan worden redelijkerwijs in de naaste toekomst te verwerven. Vanwege de onderhoudsplicht jegens de kinderen dient de onderhoudsplichtige zich voorts te onthouden van gedragingen die er toe leiden dat hij zijn alimentatieverplichtingen niet meer kan nakomen. De onderhoudsplichtige dient dan ook de belangen van de kinderen in acht te nemen wanneer hij keuzes maakt die zijn draagkracht negatief kunnen beïnvloeden en derhalve tot gevolg kunnen hebben dat hij niet meer (volledig) aan zijn alimentatieverplichtingen kan voldoen.
Kosten minderjarige
2.2
De moeder heeft gesteld dat zij maandelijks Afl. 668,- uitgeeft ten behoeve van de minderjarige. Dit is door de vader niet, althans onvoldoende bestreden, zodat het gerecht de kosten van de minderjarige zal bepalen op (afgerond) Afl. 670,- per maand.
Draagkracht moeder
2.3
Ter zitting heeft de moeder gesteld dat zij in september 2015 ongeveer twee weken heeft gewerkt als taxichauffeur, en dat het de bedoeling is dat zij – nadat zij voldoende is hersteld na een in september/oktober ondergane operatie – haar werkzaamheden als taxichauffeur zal hervatten. Hiermee zal zij een inkomen genereren van gemiddeld US$60,- (Afl. 108,-) per dag. Uitgaande van een zesdaagse werkweek zal dat betekenen dat de moeder een maandelijks inkomen zal hebben van ((6 x 52 x $60 x 1,8) : 12=) Afl. 2.808,-. Wat betreft de lasten, houdt het gerecht rekening met een forfaitair bedrag voor het eigen levensonderhoud van Afl. 1.400,- per maand. Met de door de moeder opgevoerde aflossing van een lening bij de Caribbean Mercantile Bank NV (Afl. 588) houdt het gerecht geen rekening, nu deze verder niet (met stukken) is onderbouwd. Het voorgaande houdt in dat de moeder maandelijks een bedrag zal overhouden van Afl. 1.408,-.
Draagkracht vader
2.4
De vader is sinds augustus 2014 voltijds student in Nederland en ontvangt studiefinanciering ad € 874,17 per maand. Voorts heeft hij voldoende onderbouwd aangevoerd dat zijn maandelijkse vaste lasten € 1.173,95 (inclusief een post “ontspanning” ad € 50) bedragen. Ter zitting heeft de grootvader v/z verklaard, dat hij, grootvader v/z, bijdraagt in de kosten van levensonderhoud en studie van de (inmiddels 24-jarige) vader.
2.5
Gelet op het bovenstaande en nu gesteld noch gebleken is dat de vader in verband met zijn studie niet deeltijds zou kunnen werken, is het gerecht van oordeel dat de vader in staat moet worden geacht om gedurende zijn studie, met een bedrag van € 50 per maand, bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het gerecht zal hem daartoe veroordelen.
2.6
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
DE BESLISSING
Het gerecht:
veroordeelt [de vader] om met ingang van 1 januari 2016 te betalen een bedrag van € 50,- per maand als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren op [datum] 2013 in Aruba,
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 26 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.