In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is gebracht, vordert de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. betaling van een schuld door de gedaagde, die in gebreke is gebleven met de nakoming van een overeenkomst van geldlening. De overeenkomst, die een totaalbedrag van Afl. 23.426,34 omvatte, diende in termijnen te worden afgelost, maar de gedaagde heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Island Finance vordert nu een hoofdsom van Afl. 11.647,82, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de lening op 5 mei 2015, alsook vergoeding van proceskosten.
De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is en dat de hoofdsom en rente onmiddellijk opeisbaar zijn. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere met de stelling dat de rente meer dan 18% per jaar bedraagt en derhalve nietig zou zijn. De rechter heeft echter geoordeeld dat het Arubaanse recht geen bescherming biedt tegen hoge rentevergoedingen en dat de partijen vrij zijn om hun kredietvoorwaarden te bepalen. De effectieve rente van 27,25% is in overeenstemming met de overeenkomst en de gedaagde was zich bewust van de voorwaarden bij het aangaan van de lening.
Het vonnis concludeert dat de gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de gedaagde ook de proceskosten moet vergoeden. De rechter heeft de gevorderde buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat deze niet waren onderbouwd in het gewijzigde petitum. Het vonnis is uitgesproken op 20 januari 2016 door mr. Y.M. Vanwersch in aanwezigheid van de griffier.