Op 28 juni 2016 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaken EJ nrs. 1249 en 1325 van 2016, waarbij het verzoek van het Openbaar Ministerie tot bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van drie minderjarigen aan de Voogdijraad werd behandeld. De minderjarigen, geboren in 2009, 2010 en 2012, waren door het Openbaar Ministerie op 20 mei 2016 aan het gezag van hun moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd, vanwege ernstige zorgen over hun veiligheid en welzijn. De moeder werd beschuldigd van verwaarlozing, huiselijk geweld en drugsgebruik, wat leidde tot een onveilige thuissituatie voor de kinderen. Tijdens de zitting op 14 juni 2016 waren de ouders en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. De rechter oordeelde dat de moeder niet in staat was om de zorg voor de kinderen op een verantwoorde manier uit te oefenen en dat er geen perspectief was voor een snelle terugplaatsing van de kinderen. De voorlopige toevertrouwing werd bekrachtigd voor de duur van zes maanden, tot 1 januari 2017. Het verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling werd afgewezen, omdat de rechter geen acute noodsituatie kon vaststellen die dit zou rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de minderjarigen in het belang van hun ontwikkeling en welzijn.