ECLI:NL:OGEAA:2016:458

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
EJ nr. 1248 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging voorlopige toevertrouwing van minderjarigen aan de Voogdijraad

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 juni 2016 uitspraak gedaan op het verzoek van het Openbaar Ministerie tot bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van twee minderjarigen aan de Voogdijraad. De minderjarigen, geboren in 2002, zijn door het Openbaar Ministerie op 19 mei 2016 onttrokken aan het gezag van hun moeder en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. De moeder en vader van de minderjarigen zijn als belanghebbenden aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 juni 2016 zijn de ouders en de officier van justitie verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Voogdijraad.

De procedure is gestart met een vordering van het Openbaar Ministerie, die op 31 mei 2016 is ingediend. De rechter heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld, waarbij onder andere is gekeken naar meldingen van huiselijk geweld, mishandeling en verwaarlozing van de minderjarigen. De ouders ontkennen de klachten en stellen dat deze zijn verzonnen door buren. De Voogdijraad heeft aangegeven dat er nog onderzoek gaande is naar de situatie van de minderjarigen.

De rechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gronden zijn voor ontzetting of ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag. De vordering van het Openbaar Ministerie is afgewezen en de rechter heeft bevolen dat de minderjarigen teruggegeven worden aan hun moeder. De beslissing is genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij de rechter heeft geoordeeld dat er op dat moment geen noodzaak was voor verdere ingrepen in het ouderlijk gezag.

Uitspraak

Beschikking van 28 juni 2016
behorend bij EJ nr. 1248 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad
van de minderjarigen:
1. [de minderjarige 1],
2. [de minderjarige 2].
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder], de moeder, wonende in Aruba,
[de vader], de vader, wonende in Aruba,
DE VOOGDIJRAAD.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 31 mei 2016, strekkende tot bekrachtiging van de
voorlopige toevertrouwing van de n aan de Voogdijraad;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 14 juni 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de officier van justitie, mr. Y. Pronk en de moeder en de vader in persoon. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders en mevrouw L. Petrochi;
- het verhoor van de minderjarigen op 16 juni 2016.
De

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder zijn op [geboortedatum] 2002 in Aruba geboren [de minderjarige 1 en de minderjarige 2] (hierna: de minderjarigen). De vader heeft de minderjarigen erkend. De moeder oefent van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarigen alleen uit.
2.2
Op 19 mei 2016 heeft het openbaar ministerie de n aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is.
3.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW.
3.4
Ter beoordeling ligt voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten en omstandigheden die tot een voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan de Voogdijraad kunnen leiden als bedoeld in 1:272 lid 1 BWA. Getoetst moet worden of er inderdaad feiten zijn die tot een ontzetting of ontheffing kunnen leiden.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BWA dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag.
Ingevolge artikel 1:266 BWA kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag.
3.7
Naar het oordeel van het gerecht doet zich in dit geval een dergelijke situatie niet voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.7.1
In het rapport van de Voogdijraad van 25 mei 2016 staat het volgende.
Op 21 maart 2016 is via Bureau Sostenemi en de FCCA een melding bij de Voogdijraad binnengekomen, met verschillende klachten over de minderjarigen. Volgens de klachten blijven de minderjarigen tot ’s avonds laat alleen thuis, zijn ze getuigen van huiselijk geweld en worden ze zelf ook mishandeld, worden zij gedwongen om drugs te gebruiken, en is er vermoedelijk sprake van seksueel misbruik. Voorts heeft een anonieme melder gemeld dat de minderjarigen in de buurt om geld bedelen, dat zij vrijpostig zijn en dat zij buurtbewoners lastigvallen door te pesten, te slaan en te schoppen. Tegen de minderjarigen is aangifte gedaan wegens het plegen van ontuchtige handelingen c.q. seksueel misbruik jegens een minderjarig buurmeisje. Op 19 mei 2016 heeft het Bureau Leerplicht gemeld dat de minderjarigen een vrij hoog schoolverzuim hebben.
De ouders en de minderjarigen ontkennen de klachten en geven te kennen dat de buren vanwege problemen met de ouders, onzinverhalen over de minderjarigen verzinnen en bij verschillende instanties valse klachten en aangiftes indienen.
Geconcludeerd wordt dat de ouders de veiligheid en het welbevinden van de minderjarigen niet kunnen garanderen.
Geadviseerd wordt om ter voorkoming van verdere grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, de minderjarigen voorlopig aan de Voogdijraad toe te vertrouwen.
3.7.2
Ter zitting hebben de ouders verklaard dat zij ruzie hebben met enkele buren en dat het deze buren zijn die verhalen verzinnen over de minderjarigen om hen zwart te maken. De ouders hebben ontkend dat er thuis drugs worden gebruikt. Ze hebben ook in alle toonaarden ontkend dat de minderjarigen seksueel zouden worden misbruikt. Wat betreft het schoolverzuim, heeft de moeder verteld dat het gaat om schoolverzuim van bijna 1½ jaar geleden en dat de minderjarigen toen een paar weken vanwege ziekte niet naar school zijn gegaan.
De Voogdijraad heeft ter zitting te kennen gegeven dat het onderzoek net is aangevangen en dat nog met diverse personen en instanties gesprekken gevoerd moeten worden.
3.8
Uit voornoemd rapport, het verhandelde ter zitting alsmede het minderjarigenverhoor blijkt onvoldoende van gronden die tot ontzetting of ontheffing van de moeder uit het ouderlijk gezag over de minderjarigen kunnen leiden. Voor een schorsing van de moeder uit het gezag en een voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan de Voogdijraad, ziet het gerecht op dit moment dan ook geen aanleiding. Dat de Voogdijraad nog grondig onderzoek wil verrichten (naar kennelijk anonieme meldingen en klachten van buren) is geen reden om nu al deze verstrekkende kinderbeschermingsmaatregelen te nemen.
3.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst de vordering af,
beveelt de teruggave van de minderjarigen [de minderjarige 1 en de minderjarige 2], beide geboren op [geboortedatum] 2002 in Aruba aan de moeder [de moeder].
Deze beslissing is gegeven op 28 juni 2016 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.