ECLI:NL:OGEAA:2016:448

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
220 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vervoer en bezit van cocaïne en marihuana met verwerping van preliminair verweer en bewijsuitsluitingsverweer

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 24 juni 2016 veroordeeld voor het medeplegen van het vervoer en bezit van cocaïne en marihuana. De zaak kwam ter terechtzitting op 13 mei en 3 juni 2016, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.F.M. Zara, verscheen. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van vijf jaren, maar het gerecht oordeelde anders. De verdachte werd beschuldigd van het invoeren en vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en marihuana op 18 januari 2016. Tijdens de zitting voerde de raadsman een preliminair verweer aan, waarin hij stelde dat er vormverzuimen waren begaan door het Openbaar Ministerie, die de procesorde in gevaar zouden hebben gebracht. Het gerecht verwierp dit verweer en concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de ontvankelijkheid van de officier van justitie in twijfel te trekken.

Het gerecht oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de invoer van cocaïne, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het medeplegen van het bezit van de verdovende middelen. De verdachte werd vrijgesproken van de invoer, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden voor het bezit van de drugs. Het gerecht hield rekening met de ernst van de feiten, de hoeveelheid verdovende middelen en de impact op de samenleving. De verdachte had zich laten leiden door financieel gewin en had een bijdrage geleverd aan het internationale drugscircuit. De straf werd gematigd door het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en blijk had gegeven van inzicht in zijn handelen. Daarnaast werd de in beslag genomen mobiele telefoon van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans […] gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 mei en 3 juni 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft een preliminair verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 18 januari 2016 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid cocaïne, zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de regeling Aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft ingevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen, althans heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;

(artikel 3 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

2. dat hij op of omstreeks 18 januari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft ingevoerd al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen althans heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;

(artikel 4 van de Landsverordening verdovende middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Ter terechtzitting heeft de raadsman een preliminair verweer gevoerd, inhoudende - samengevat - dat het Openbaar Ministerie vormverzuimen heeft begaan, die een ernstige inbreuk maken op de beginselen van een behoorlijke procesorde en daarmee doelbewust of met grove veronachtzaming de belangen van verdachte op een eerlijk proces heeft geschaad. Deze vormverzuimen zijn, volgens de raadsman, gelegen in het feit dat:
I. er geen proces-verbaal van de vernietiging van de verdovende middelen bij het procesdossier is gevoegd, waardoor de controlebevoegdheid aan verdachte is ontnomen;
II. niet alle aangetroffen en inbeslaggenomen verdovende middelen per direct met de aangehouden verdachte mee (naar de haven […]) zijn getransporteerd, waardoor er bij de verdediging twijfels zijn gerezen omtrent de hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen. Er zijn thans meer verdovende middelen vervoerd dan verdachte opdracht had te vervoeren;
III. er in casu gesjoemeld is met de hoeveelheid van de aangetroffen verdovende middelen.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], op 18 januari 2016 door de Maritieme Politie (MP) aan boord van het vaartuig “[vaartuig]” werden aangehouden, nadat leden van de MP hadden geconstateerd dat zich in een koeler, benzinevaten en de voorboeg van de boot pakketten bevonden die vermoedelijk verdovende middelen inhielden. Deze pakketten werden in het belang van het onderzoek inbeslaggenomen. Uit de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van wegen en testen komt naar voren dat 32 pakketten (met een totaal gewicht van 34.424 gram) een op cocaïne gelijkende substantie en 175 pakketten (met een gezamenlijk gewicht van 97.703,4 gram) op marihuana gelijkende kruiden bevatten. Van deze pakketten werden monsters genomen en verzonden naar het Landslaboratorium Aruba voor nader onderzoek. Uit het rapport van voormelde instelling blijkt dat voormelde pakketten cocaïne en marihuana in de zin van de Landsverordening verdovende middelen bevatten. Uit het algemeen proces-verbaal van de politie komt naar voren dat de verdovende middelen in overleg en met toestemming van de hoofdofficier van justitie op 12 april 2016 zijn vernietigd.
Voorts volgt uit de chatgesprekken en de verklaringen van de verdachte dat hij door de medeverdachte [medeverdachte] werd benaderd om de verdovende middelen op zee op te halen en naar wal te vervoeren; verdachte zou daarvoor US$ 30.000,- betaald krijgen.
Het is het gerecht, op grond van het vorenstaande en het verhandelde ter terechtzitting, niet gebleken dat er sprake is geweest van enig vormverzuim zijdens het Openbaar Ministerie. Dat het proces-verbaal betreffende de vernietiging van de verdovende middelen niet aan de processtukken is gevoegd levert, naar het oordeel van het gerecht, geen omissie op waaraan een vormverzuim kleeft, nu de wet noch enige richtlijn van het Openbaar Ministerie voeging van een dergelijk proces-verbaal aan het strafdossier van de verdachte voorschrijft.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de MP volgt dat de verdovende middelen met de verdachte naar de haven […] zijn overgebracht. Het gerecht heeft dit proces-verbaal bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen en concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de bevindingen van de (leden van de) MP. Indien zou zijn gebleken dat de verdovende middelen afzonderlijk naar de haven […] werden vervoerd, zou dat nog geen vormverzuim opleveren, nu door die werkwijze geen wettelijke bepalingen of richtlijnen van het Openbaar Ministerie zouden zijn overtreden. Het feit dat verdachte thans meer verdovende middelen heeft vervoerd dan hij daartoe de opdracht had gekregen is niet het gevolg van een omissie van de opsporingsambtenaren en komt voor rekening van verdachte. Hij heeft zich ingelaten met personen die in dit soort gevallen niet schromen om van de gelegenheid gebruik te maken de ander meer te laten vervoeren dan oorspronkelijk met hem/haar was afgesproken. Bovendien is gesteld noch gebleken dat verdachte de pakketten vóór zijn aanhouding zou hebben gewogen en daarmee het gewicht van de verdovende middelen zou hebben vastgesteld.
De stelling van de raadsman, inhoudende dat er met de hoeveelheden van de verdovende middelen is gesjoemeld, wordt gepasseerd nu die niet feitelijk is onderbouwd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht is met de officier van justitie van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte, samen met zijn mededader, zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1 en 2 tenlastegelegde invoer van cocaïne respectievelijk hennep en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. dat hij op
of omstreeks18 januari 2016 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk een hoeveelheid cocaïne,
zijnde cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de regeling Aanwijzing verdovende middelen I, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld, heeft ingevoerd als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen, althansheeft vervoerd en
/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad;
2. dat hij op
of omstreeks18 januari 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen,opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft ingevoerd al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen althansheeft vervoerd en
/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft, naast het niet-ontvankelijkheidsverweer, subsidiair betoogd dat verdachte van de hem tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat de handelingen van het Openbaar Ministerie, zoals die reeds bij het beroep op de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie naar voren zijn gebracht, vormverzuimen opleveren die tot gevolg hebben dat de uit die verzuimen verkregen onderzoeksresultaten van het bewijs van de strafbare feiten moet worden uitgesloten.
Het gerecht heeft reeds in rubriek 3 (ontvankelijkheid van de officier van justitie) gemotiveerd geconcludeerd dat de onderhavige handelingen geen vormverzuimen opleveren en beschouwt die overwegingen als hier ingelast en herhaald. Dit verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van artikel 3, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Medeplegen van artikel 4, eerste lid onder B en C, van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Landsverordening juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne (ruim 34 kilo) en marihuana (nagenoeg 98 kilo) binnen de territoriale wateren van Aruba opgehaald en vervoerd, met de bedoeling die aan wal te brengen opdat een ander de verdovende middelen zou komen ophalen. Daarmee hebben verdachte en zijn mede-dader die verdovende middelen ook aanwezig gehad. Cocaïne en marihuana zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Met betrekking tot de inbeslag-genomen hoeveelheden verdovende middelen, overweegt het gerecht dat die hoeveelheden van dien aard waren dat die bestemd moeten zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in met name cocaïne en marihuana gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Met de handel in deze stoffen wordt ook veel geld verdiend. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij nooit eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook in zijn voordeel houdt het gerecht rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en ter terechtzitting blijk heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Het gerecht heeft bij deze strafoplegging mede gelet op de straffen die het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in soortgelijke gevallen placht op te leggen.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

Verbeurdverklaring
De in beslag genomen mobiele telefoon van het merk [merk], model [model], waarvan ter terechtzitting is gebleken dat die aan verdachte toebehoort en dat met behulp daarvan de feiten onder 1 en 2 zijn begaan of voorbereid, zal verbeurd worden verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:68, 1:74, 1:75, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie (3) jaren en zes (6) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurdhet in rubriek 9 genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 24 juni 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.