In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 9 april 2013. De eiser, aangeduid als E*, had schade geleden door de gedragingen van de gedaagde, G*, die onder invloed van alcohol en medicatie (Rivotril) reed. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 februari 2016, waarin het gerecht aan de partijen vroeg om bewijs te leveren over het causaal verband tussen de gedragingen van G* en de schade die was ontstaan. G* stelde dat hij niet op de dag van het ongeval, maar twee dagen eerder Rivotril had gebruikt, en dat het medicijn op de dag van het ongeval uitgewerkt was. Het gerecht oordeelde echter dat G* onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen.
Het gerecht concludeerde dat G* door zijn alcoholgebruik en het gebruik van Rivotril, dat hij niet had mogen combineren, een onrechtmatige daad had gepleegd. De rechter oordeelde dat G* hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die E* had geleden als gevolg van het ongeval. De vorderingen van E* werden toegewezen, met inbegrip van schadevergoeding en wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval. Ook werd New India, de verzekeraar van G*, hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding tot het maximaal verzekerde bedrag. De proceskosten werden eveneens aan G* c.s. opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd. Het vonnis werd uitgesproken op 29 juni 2016 door rechter W.J. Noordhuizen.