ECLI:NL:OGEAA:2016:430

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
E.J. 2158 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag van statutair directeur en gevolgencriterium

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil over de kennelijkheid van een ontslag van een statutair directeur, E*, door de naamloze vennootschap Water- en Energiebedrijf Aruba (Web) N.V. De beschikking is gegeven op 21 juni 2016, na een eerdere tussenbeschikking op 22 maart 2016 waarin E* de gelegenheid kreeg om zijn standpunt over het ontslag toe te lichten. E* betoogde dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was vanwege gebreken in de ontslagprocedure, het ontbreken van een hoorplicht, en het feit dat hij onmiddellijk naar huis werd gestuurd zonder een deugdelijke grondslag voor het ontslag. Web verweerde zich door te stellen dat E* in strijd met de wet had gehandeld en dat er geen sprake was van schending van de verplichtingen in de procedure.

Het gerecht oordeelde dat de vertrouwensbreuk tussen E* en Web de grondslag vormde voor het ontslag. De rechter benadrukte dat het ontslag van een statutair directeur minder snel als kennelijk onredelijk kan worden gekwalificeerd dan dat van een gewone werknemer, gezien de persoonlijke kwaliteiten en verantwoordelijkheden van de directeur. De rechter concludeerde dat de nadelige gevolgen van het aanblijven van E* voor Web zwaarder wogen dan de gevolgen voor E*, en dat er geen valse of voorgewende redenen voor het ontslag waren. Uiteindelijk werden de vorderingen van E* afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 21 juni 2016
behorend bij E.J. 2158 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaten mrs J. Swaen en D.M. Passchier,
tegen:
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (web) N.V.
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: Web,
gemachtigde: de advocaten mrs L.D. Gomez en C.B.A Coffie.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 22 maart 2016;
- de akte uitlating aan de zijde van E*;
- de contra akte aan de zijde van Web.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenbeschikking van 22 maart 2016 is E* in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de grondslag van zijn stelling dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
E* heeft hiervan gebruik gemaakt en bij akte van 19 april 2016 uitgelegd dat hij het ontslag kennelijk onredelijk acht omdat:
a. a) Er sprake was van gebreken in de door AVA van Web gevolgde ontslagprocedure;
b) E* van te voren niet is gehoord, noch een raadgevende stem kon geven;
c) E* onmiddellijk naar huis werd gestuurd hetgeen diffamerend was voor hem;
d) er geen deugdelijke grondslag is voor het ontslag;
e) er geen afvloeiingsregeling is getroffen, die beantwoordt aan de functie en leeftijd van E*.
Het gerecht begrijpt E* aldus dat hij van mening is dat het ontslag kennelijk onredelijk is zowel omdat het berust op valse of voorgewende redenen als op grond van het gevolgencriterium.
2.2
Web heeft een contra-akte genomen. Hierin stelt zij zich primair op het standpunt dat E* in strijd met het bepaalde in artikel 18c Wetboek van Rechtsvordering heeft gehandeld. Dit verweer wordt verworpen. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Indien er sprake is van schending van de verplichting om alle relevante feiten volledig en naar waarheid in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure aan te voeren, dan mag de rechter die consequenties hieraan verbinden die hij/zij geraden acht. In casu is er geen sprake van schending van deze verplichting, omdat E* slechts van ‘juridisch spoor is gewisseld’, zonder dat hij het feitencomplex heeft aangetast. Deze spoorwissel is toegestaan en bovendien is Web niet in haar belangen geschaad, nu zij zich hiertegen heeft kunnen weren bij akte.
2.3
Alvorens te beoordelen of het ontslag kennelijk onredelijk is, wenst het gerecht het volgende voorop te stellen. Een statutair directeur wordt geworven op zijn persoonlijke kwaliteiten, welke kwaliteiten in belangrijke mate de basis vormen voor de ontwikkeling en daarmee de winstgevendheid van de onderneming. Omdat de leiding van de onderneming persoonlijk in handen wordt gelegd van de statutair directeur, is het in hem gestelde vertrouwen essentieel. Dat vertrouwen wordt geschonken, maar kan op elk moment blijken te ontbreken, met haast noodzakelijkerwijs het vertrek van de statutair directeur als consequentie. Vanwege deze kwetsbare uitgangspositie ontvangt een statutair directeur in de regel een betrekkelijk hoge beloning, veelal in combinatie met tevoren vastgelegde afspraken omtrent financiële consequenties van een voortijdig vertrek. Het voorgaande brengt met zich mee dat het ontslag van een directeur aanzienlijk minder snel door de rechter als ‘kennelijk onredelijk’ kan worden gekwalificeerd dan het ontslag van een ‘gewone’ werknemer. De redelijkheid van een aan de statutair directeur gegeven ontslag dient om deze reden
marginaalgetoetst te worden. Schadeplichtigheid wegens kennelijk onredelijk ontslag is in geval van ontslag van een statutair directeur alleen dan aan de orde indien (a) het ontslag in redelijkheid niet kon zijn gebaseerd op de opgegeven gronden of (b) indien het ontslag in redelijkheid niet kon worden verleend omdat de te verwachten nadelige gevolgen van het aanblijven van de directeur gering zijn in verhouding tot de te verwachten nadelige gevolgen voor de ontslagene.
2.4
De stelling van E* dat er formele gebreken kleven aan het ontslagbesluit - wat hier verder ook van zij - leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. E* heeft immers berust in het ontslagbesluit heeft daarmee impliciet eventuele formele gebreken geaccepteerd.
2.5
Is er sprake van valse of voorgewende redenen?
Aan het ontslag heeft Web ten grondslag gelegd dat Web en het Land Aruba cq de Minister belast met energie cq utiliteitsbedrijven geen vertrouwen meer had in E*. De achtergrond hiervan is gelegen in het feit dat E* - aldus Web - de relatie met de (indirecte) aandeelhouder op scherp had gezet door verzoeken van de (indirecte) aandeelhouder (bewust) onbeantwoord te laten of niet met de nodige voortvarendheid op te volgen. Het verwijt dat Web E* maakt is dat hij niet op adequate wijze communiceerde met de Raad van Commissarissen, de stakeholders en de verantwoordelijke Minister. Uit de verklaring van [naam x], directeur Utilities N.V., volgt dat hij E* herhaaldelijk heeft gewaarschuwd dat hij zijn communicatie en samenwerking in concernverband moest verbeteren. Hoewel E* gemotiveerd heeft betwist dat hij nagelaten heeft om bepaalde financiële rapportages te verstrekken cq verzoeken niet of niet op tijd beantwoordde en overigens alle overige verwijten van Web gemotiveerd en gedocumenteerd heeft weersproken, staat vast dat zowel de aandeelhouders, de Raad van Commissarissen als de Minister om hen moverende redenen gaandeweg het vertrouwen in E* hebben verloren. Aangezien de vertrouwensbreuk de grondslag was voor het ontslagbesluit is er géén sprake van een valse of voorgewende reden. Met Web is het gerecht van oordeel dat de aard van de positie van E* met zich meebrengt dat van Web in redelijkheid niet gevergd kan worden de dienstbetrekking met een statutair directeur te handhaven, in wie zij geen vertrouwen heeft. Dat deze situatie zich ooit zou kunnen voordoen kon E* redelijkerwijs weten, vanaf de dag dat hij de functie van statutair-directeur van Web en derhalve dit afbreukrisico aanvaardde.
2.6
Is er sprake van een kennelijk onredelijk ontslag op grond van het gevolgencriterium?
Anders dan E* is het gerecht van oordeel dat Web, gelet op de te verwachten nadelige gevolgen van het aanblijven van E* als statutair directeur enerzijds en de te verwachten nadelige gevolgen voor E* anderzijds, in redelijkheid tot het ontslagbesluit heeft kunnen komen. Naar het oordeel van het gerecht wegen de nadelige gevolgen voor Web zwaarder dan die van E*, indien de centrale positie van statutair directeur zou worden bezet door een persoon in wiens functioneren het vertrouwen is komen te ontbreken. Het spreekt voor zich dat de gevolgen voor E* in menig opzicht zwaar zijn, doch deze wegen niet op bij het belang van Web om een statutair directeur te hebben met breed gedragen steun. Web heeft geen ontslagvergoeding betaald, maar wel het loon van E* doorbetaald over de periode 15 juni tot en met 31 december 2015, derhalve 6,5 maand. In totaal heeft E* in deze periode Afl. 201.080,00 ontvangen, terwijl hier geen prestatie van E* tegenover stond. Nu het afbreukrisico van meet af bekend en bovendien verdisconteerd was in de beloning en er voor het overige geen sprake is van bijzondere omstandigheden die moeten leiden tot een ander oordeel, acht het gerecht het ontslag evenmin kennelijk onredelijk op grond van het gevolgen criterium.
2.7
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen worden afgewezen.
Nu E* in het ongelijk is gesteld, wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld, gebaseerd op 3 punten behorende bij liquidatietarief 5 (zaken van onbepaalde waarde).

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
wijst het verzochte af;
3.2
veroordeelt E* in de kosten van de procedure aan de zijde van Web begroot op Afl. 2.700,00 voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 21 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.