In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een geschil over de kennelijkheid van een ontslag van een statutair directeur, E*, door de naamloze vennootschap Water- en Energiebedrijf Aruba (Web) N.V. De beschikking is gegeven op 21 juni 2016, na een eerdere tussenbeschikking op 22 maart 2016 waarin E* de gelegenheid kreeg om zijn standpunt over het ontslag toe te lichten. E* betoogde dat zijn ontslag kennelijk onredelijk was vanwege gebreken in de ontslagprocedure, het ontbreken van een hoorplicht, en het feit dat hij onmiddellijk naar huis werd gestuurd zonder een deugdelijke grondslag voor het ontslag. Web verweerde zich door te stellen dat E* in strijd met de wet had gehandeld en dat er geen sprake was van schending van de verplichtingen in de procedure.
Het gerecht oordeelde dat de vertrouwensbreuk tussen E* en Web de grondslag vormde voor het ontslag. De rechter benadrukte dat het ontslag van een statutair directeur minder snel als kennelijk onredelijk kan worden gekwalificeerd dan dat van een gewone werknemer, gezien de persoonlijke kwaliteiten en verantwoordelijkheden van de directeur. De rechter concludeerde dat de nadelige gevolgen van het aanblijven van E* voor Web zwaarder wogen dan de gevolgen voor E*, en dat er geen valse of voorgewende redenen voor het ontslag waren. Uiteindelijk werden de vorderingen van E* afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.