In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in de zaak tussen de Voogdijraad als verzoeker en de man als verweerder. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 23 maart 2016 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 mei 2016 zijn de moeder en de vader in persoon verschenen, samen met vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw A. Flanders en mevrouw mr. Y. Maduro. De minderjarige, geboren in 2004, is niet erkend door de man, die de verwekker is. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de minderjarige en heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 300,- voor de kosten van verzorging en opvoeding, ingaande op 1 april 2016.
De beoordeling van het verzoek is gebaseerd op de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen. Het gerecht heeft vastgesteld dat de man de verwekker is en dat hij voldoende inkomen heeft. De kosten van de minderjarige zijn vastgesteld op Afl. 505,- per maand, en het gerecht heeft de draagkracht van zowel de man als de moeder beoordeeld. De man heeft een netto-maandloon van Afl. 2.954,32, terwijl de moeder een netto-maandloon heeft van Afl. 3.247,91. Na beoordeling van hun financiële situatie heeft het gerecht bepaald dat de man Afl. 140,- per maand moet bijdragen aan de kosten van de minderjarige, met ingang van 1 april 2016, en dat deze bijdrage bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad moet worden voldaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.