ECLI:NL:OGEAA:2016:417

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
LAR nr. 2318 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking inzake afgeleide verblijfsvergunning wegens strijd met het motiveringsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door een appellante, die verblijf in Aruba beoogde bij haar echtgenoot. De bestreden beschikking was gebaseerd op de afwijzing van de aanvraag van haar echtgenoot voor een verblijfsvergunning, waardoor appellante niet in aanmerking kwam voor de verzochte afgeleide verblijfsvergunning. Het gerecht heeft eerder op dezelfde dag het beroep van de echtgenoot gegrond verklaard en de afwijzing van zijn aanvraag vernietigd. Gezien deze uitspraak heeft het gerecht geoordeeld dat het beroep van appellante eveneens gegrond is en dat de bestreden beschikking vernietigd dient te worden wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Het gerecht heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante, die zijn begroot op Afl. 500,--. De uitspraak is gedaan door mr. M.T. Paulides en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak van 13 juni 2016
LAR nr. 2318 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[APPELLANTE],
wonende in Venezuela,
APPELLANTE,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en A.M.N. Thijsen,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. M.D. van Wilgen en J. Harewood (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Appellant heeft op 29 november 2013 bij verweerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf.
1.2
Op 6 februari 2015 heeft de bezwaaradviescommissie Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de bezwaaradviescommissie) verweerder geadviseerd het bezwaar van appellant gegrond te verklaren.
1.3
Bij beschikking van 28 augustus 2015 heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
1.4
Tegen deze beschikking heeft appellant op 6 oktober 2015 beroep ingesteld bij het gerecht.
1.5
Verweerder heeft een verweerschrift met producties ingediend.
1.6
Het beroep is behandeld ter terechtzitting van 29 februari 2016 en 21 maart 2016, alwaar appellant en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
1.7
Partijen hebben op 18 april 2016 nadere stukken overgelegd.
1.8
De behandeling van het beroep is voortgezet op 9 mei 2016, alwaar appellant en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
1.9
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellante beoogt verblijf in Aruba bij haar echtgenoot X. Aan de bestreden beschikking is, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat nu de aanvraag van haar echtgenoot is afgewezen zij niet in aanmerking komt voor de verzochte afgeleide verblijfsvergunning.
2.2
Bij uitspraak van dit gerecht van heden is het beroep van X, gericht tegen de gehandhaafde weigering van de door hem verzochte verblijfsvergunning, gegrond verklaard en is die beschikking vernietigd.
2.3
Gelet op het vorenstaande dient het beroep van appellante eveneens gegrond te worden verklaard en dient de bestreden beschikking te worden vernietigd wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Het gerecht zal verweerder opdragen binnen zes weken na kennisgeving van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.4
Nu het beroep gegrond is, bestaat er aanleiding om verweerder te veroordelen in de door appellante gemaakte kosten van deze procedure, welke, mede gelet op de samenhang met het beroep van R. Helmeyer, worden begroot op een bedrag van
Afl. 500,-- aan gemachtigdensalaris.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beslissing van verweerder van 25 september 2015;
draagt verweerder op om binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak opnieuw op het bezwaarschrift van appellante te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
veroordeelt verweerder tot betaling aan appellante het bedrag van Afl. 500,- als bijdrage in de proceskosten.
gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,-- aan haar wordt terugbetaald.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).