ECLI:NL:OGEAA:2016:414

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
L.A.R. nr. 661 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen intrekking van entrepotvergunning en ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 juni 2016 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van een entrepotvergunning. De appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Maduro, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen, die op 17 september 2014 zijn beschikking van 20 augustus 2014 had gehandhaafd. De appellant had op 16 oktober 2014 beroep ingesteld bij de Raad van Beroep in Belastingzaken, maar dit beroepschrift werd op 27 maart 2015 ingetrokken. Vervolgens heeft de appellant op 31 maart 2015 opnieuw beroep ingesteld bij het Gerecht.

Het Gerecht constateerde dat de beroepstermijn, die eindigde op 29 oktober 2014, ruimschoots was overschreden, aangezien het beroepschrift pas op 31 maart 2015 was ingediend. Echter, het Gerecht achtte deze termijnoverschrijding verschoonbaar, omdat het bestreden besluit een foutieve beroepsclausule bevatte en de appellant tijdig beroep had ingesteld bij de in die beroepsclausule vermelde instantie.

Desondanks oordeelde het Gerecht dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat het bezwaar tegen de beslissing van verweerder niet door de appellant zelf was ingediend, maar door een derde partij, [A], namens de rechtspersoon [X], Logistics & Enterprises. Het Gerecht concludeerde dat de appellant niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, aangezien het bezwaar niet door hem was ingediend. De uitspraak werd gedaan door mr. M.T. Paulides en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 13 juni 2016
L.A.R. nr. 661 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: de advocaat mr. S. Maduro,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beslissing van 17 september 2014 heeft verweerder zijn beschikking van 20 augustus 2014, strekkende tot intrekking van een aan (het eenmansbedrijf van) appellant verleende entrepotvergunning, gehandhaafd.
Tegen deze beslissing heeft appellant op 16 oktober 2014 beroep ingesteld bij de Raad van Beroep in Belastingzaken. Op 27 maart 2015 heeft appellant dit beroepschrift ingetrokken.
Op 31 maart 2015 heeft appellant tegen de beslissing van 17 september 2014 beroep ingesteld bij dit Gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 februari 2016 en 23 mei 2016, alwaar appellant en verweerder zijn verschenen bij gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD). In de LIUD is geen beroepsmogelijkheid opengesteld tegen de intrekking van een depotvergunning. Gelet hierop acht het gerecht zich bevoegd over het beroep te oordelen.
2.2
Ingevolgde artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
2.3
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid van dit artikel blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.4
Het gerecht stelt vast dat de bestreden beslissing is gedagtekend 17 september 2014.
Gelet hierop eindigde de beroepstermijn op 29 oktober 2014. Nu het beroepschrift pas op 31 maart 2015 is ingediend, is deze termijn ruimschoots overschreden. Het gerecht acht
deze termijnoverschrijding echter verschoonbaar omdat het bestreden besluit een foutieve beroepsclausule bevat en appellant tijdig beroep heeft ingesteld bij de in die beroepsclausule vermelde instantie.
2.5
Het gerecht overweegt vervolgens dat blijkens de gedingstukken niet (het eenmansbedrijf van) appellant maar [A] op 22 augustus 2014 namens de rechtspersoon [X], Logistics & Enterprises (hierna: X VBA) bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van verweerder van 20 augustus 2014. Niet gebleken is dat het bezwaar mede was ingediend door (het eenmansbedrijf van) appellant. Gelet hierop is appellant niet-ontvankelijk in zijn beroep.
2.6
Het gerecht merkt overigens ten overvloede nog op dat verweerder het bezwaarschrift van 22 augustus 2014 niet-ontvankelijk had moeten verklaren nu dit niet was ingediend door (het eenmansbedrijf van) appellant maar door de rechtspersoon X VBA, die naar het oordeel van het gerecht, ten aanzien van de intrekking van de vergunning van (het eenmansbedrijf van) appellant niet als belanghebbende in de zin van de Lar kan worden aangemerkt.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

3.DE BESLISSING:

De rechter in dit gerecht:
verklaart appellant niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).