ECLI:NL:OGEAA:2016:408

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
B.B. 2771 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen tussen twee naamloze vennootschappen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert de naamloze vennootschap Johnson’s Enterprises N.V. (hierna: Johnson) betaling van onbetaalde facturen door de naamloze vennootschap Admeloria Engineering, Construction & Maintenance N.V. (hierna: AEC). De procedure is gestart met een eis van Johnson, die op 20 april 2016 ter zitting is behandeld. Johnson is vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. A.E. Barrios, terwijl AEC is verschenen met haar directeur.

De vordering van Johnson betreft een bedrag van Afl. 10.754,28, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. AEC erkent dat zij in gebreke is gebleven met de betaling, maar betwist de hoogte van het gevorderde bedrag. Tijdens de comparitie heeft Johnson bewijsstukken overgelegd die de hoogte van de vordering ondersteunen, en AEC heeft deze stelling niet langer betwist.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering toewijsbaar is. AEC wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en incassokosten. Daarnaast is AEC ook veroordeeld in de proceskosten van Johnson, die zijn begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 211,14 aan explootkosten en Afl. 750,- aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Sap en werd uitgesproken op 8 juni 2016.

Uitspraak

Vonnis van 8 juni 2016
Behorend bij B.B. 2771 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
JOHNSON’S ENTERPRISES N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Johnson,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios,
tegen:
de naamloze venootschap
ADMELORIA ENGINEERING, CONSTRUCTION & MAINTENANCE N.V.,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: AEC,
directeur: de heer [naam].

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 16 maart 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 20 april 2016. Johnson is toen ter zitting verschenen bij mr. M.D. Tromp. AEC is bij haar directeur verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, Johnson mede aan de hand van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1
Tussen Johnson en AEC is een overeenkomst gesloten. Op grond daarvan heeft Johnson aan AEC facturen gestuurd. Die zijn deels onbetaald gebleven.
2.2
Johnson vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis AEC veroordeelt:
- om tegen kwijting te betalen aan Johnson Afl. 10.754,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2015 en Afl. 1.613,12 aan overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten en onder veroordeling van AEC in de proceskosten.
2.3
AEC erkent dat zij in gebreke is in de nakoming van haar betalingsverplichting maar betwist de hoogte van de vordering.
2.4
Johnson heeft ter comparitie van partijen producties overgelegd waaruit blijkt dat de hoogte van de vordering een bedrag van Afl. 10.754,16 bedraagt. AEC heeft deze stelling niet langer betwist. De vordering is in na te melden zin toewijsbaar.
2.5
Als de in het ongelijk te stellen partij zal AEC de proceskosten van Johnson moeten vergoeden, Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 211,14 aan explootkosten en Afl. 750,- aan salaris van de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 4, ad Afl. 750,- per punt). Het Gerecht zal één punt op het salaris van de gemachtigde in mindering brengen, nu Johnson eerst bij comparitie van partijen de juiste facturen in het geding heeft gebracht en AEC bij antwoord heeft gereageerd op facturen die onvolledig waren (en niet bleken te kloppen). De extra proceshandeling die noodzakelijk was, dient voor rekening van Johnson te blijven.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht :
3.1
veroordeelt AEC tot betaling aan Johnson van een bedrag van Afl. 10.754,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2015 en te vermeerderen met 15% incassokosten zijnde Afl. 1.613,12,
3.2
veroordeelt AEC in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Johnson worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 211,14 aan explootkosten en Afl. 750,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.