ECLI:NL:OGEAA:2016:400

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
K.G. 937 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurd pand en herstel van verzuim in huurbetaling

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderden eisers de ontruiming van een pand dat door gedaagde werd gehuurd. De huurprijs bedroeg Afl 600,00 per maand en de huurverhouding was sinds 1 maart 2014 van kracht. Eisers hadden eerder een bodemprocedure aangespannen, die resulteerde in een vonnis van 10 februari 2016, waarin werd vastgesteld dat eisers in schuldeisersverzuim verkeerden omdat zij de huurpenningen van gedaagde niet in ontvangst hadden genomen. Dit leidde tot de afwijzing van de ontruimingsvordering in die procedure.

Eisers hebben gedaagde op 10 maart 2016 geïnformeerd dat zij bereid waren de achterstallige huur van Afl 14.400,00 alsnog te accepteren, maar gedaagde heeft niet binnen de gestelde termijn betaald. Op 30 maart 2016 hebben eisers de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en gedaagde verzocht het pand voor 13 april 2016 te ontruimen. Gedaagde heeft slechts eenmaal een betaling verricht, en na de ontbinding heeft hij geen verdere betalingen gedaan.

Het Gerecht oordeelde dat eisers voldoende spoedeisend belang hadden bij de ontruiming, gezien het structurele verzuim van gedaagde om de huur te betalen. Gedaagde voerde als verweer aan dat het pand geen aansluiting voor elektra en water had, maar dit werd verworpen. Het Gerecht oordeelde dat eisers geen machtiging nodig hadden om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, aangezien de deurwaarder bevoegd was om de ontruiming uit te voeren. Gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van het pand binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en hij werd ook in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 1 juni 2016
Behorend bij K.G. 937 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eisers,
te Aruba,
eisers,
hierna ook te noemen: eisers,
gemachtigde: advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederend in persoon.

DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 25 april 2016;
- de brief met producties van eisers d.d. 9 mei 2016;
- de pleitnota van eisers;
- de pleitnota van Gedaagde;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 13 mei 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Gedaagde huurt van eisers een pand aan de [adres] te Aruba. Sedert 1 maart 2014 bedraagt de huurprijs van dit pand Afl 600,00 per maand.
2.2
Tussen partijen heeft een bodemprocedure gelopen voor dit Gerecht onder nummer AR 139 (2015), die is uitgemond in een vonnis van 10 februari 2016. In dit vonnis is onder meer opgenomen dat eisers in schuldeisersverzuim verkeert, omdat hij geweigerd heeft de huurpenningen van Gedaagde in ontvangst te nemen. Dit heeft ertoe geleid dat de in die procedure door eisers gevorderde ontruiming van het pand is afgewezen.
2.3
Bij brief van 10 maart 2016 heeft de gemachtigde van eisers aan Gedaagde bericht dat eisers alsnog bereid is de achterstallige huur, toen in totaal Afl. 14.400,00 (zijnde 24 maanden huur) alsnog in ontvangst te nemen. Gedaagde is meegedeeld dat de betaling op de rekening van de gemachtigde diende te worden voldaan. Bij gebreke van betaling binnen 14 dagen zou Gedaagde in verzuim komen.
2.4
Gedaagde heeft niet binnen de gestelde termijn aan eisers betaald. Bij brief van 30 maart 2016 heeft eisers de huurovereenkomst met betrekking tot het pand buitengerechtelijk ontbonden. Aan Gedaagde is meegedeeld dat hij uiterlijk op 13 april 2016 het pand diende te ontruimen.
2.5
Gedaagde heeft op 29 maart 2016 een betaling aan de gemachtigde van eisers verricht ten belope van Afl 600,00 met als vermelding “renta febrero 2016” en op diezelfde datum eveneens een betaling van Afl 400,00 gedaan met als vermelding “areglo de pago 3800”. Verdere betalingen zijn door Gedaagde niet gedaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
eisers vordert, samengevat, veroordeling van Gedaagde tot ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Eisers grondt de vordering erop dat Gedaagde structureel in verzuim is met het betalen van de huur en dat bij brief van 10 maart 2016 het schuldeisersverzuim is opgeheven. Gedaagde weigert desalniettemin tot betaling over te gaan.
3.3
Gedaagde voert hiertegen gemotiveerd verweer, met vordering tot veroordeling van Eisers in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
eisers vordert ontruiming van een pand. Voor toewijzing van deze vordering is noodzakelijk dat Eisers daarbij enerzijds een spoedeisend belang heeft en anderzijds dat het voldoende zeker is dat de bodemrechter een vordering als de onderhavige zal toewijzen en de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst zal accepteren. Hiertoe overweegt het Gerecht als volgt.
4.2
Het bestaan van de huurovereenkomst en de huurprijs per maand van Afl 600,00 vanaf maart 2014 staan vast. Eveneens staat vast dat Gedaagde slechts eenmaal een betaling aan eisers heeft verricht, te weten op 29 maart 2016 ten belope van Afl 600,00.
4.3
Het Gerecht deelt het standpunt van eisers dat hij door de brief van 10 maart 2016 niet langer in schuldeisersverzuim verkeerde. Dat verzuim is immers te herstellen (door alsnog betaling te accepteren) en in de bodemprocedure onder nummer AR 139 (2015) is niet beslist dat het verzuim van eisers tot gevolg had dat Gedaagde helemaal niet meer behoefde te presteren, maar enkel dat hij door de houding van eisers niet in verzuim kwam te verkeren. In beginsel was hij dan ook gehouden, na opheffing van de belemmering door eisers, alsnog de betaling te doen.
4.4
De door eisers gestelde termijn is niet onredelijk kort. Bovendien heeft Gedaagde ook niet na het verstrijken van de termijn alsnog aan zijn verplichtingen voldaan. Dat blijkt uit het gegeven dat na de betalingen van 29 maart 2016 geen verdere betaling is gevolgd. Ter zitting heeft Gedaagde verklaard dat de Afl 400,00 ten titel van de betalingsregeling ziet op de veroordeling die blijkt uit het vonnis van 10 februari 2016. Dat betekent dat de facto slechts eenmaal een huurtermijn is voldaan, te weten die van februari 2016. Onder deze omstandigheden is het voldoende zeker te achten dat de bodemrechter de buitengerechtelijke ontbinding zal accepteren en de ontruiming zal uitspreken. Omdat van eisers niet verlangd kan worden dat hij een niet-betalende huurder blijft accepteren, acht het Gerecht ook een voldoende spoedeisend belang aanwezig.
4.5
Gedaagde heeft als verweer tegen de betaling van de huurprijs aangevoerd dat het pand geen aansluiting heeft voor elektra en water. Ter zitting is echter gebleken dat die er wel is, maar dat zowel Elmar als Web de toevoer hebben afgesloten wegens wanbetaling. Voor zover Gedaagde een beroep doet op een opschortingsrecht wordt dat verworpen. Uit de huurovereenkomst blijkt immers niet dat Eisers verantwoordelijk is voor de betaling van de water- en elektriciteitsrekening. De vordering van Eisers is dan ook in na te melden zin toewijsbaar.
4.6
Eisers vordert machtiging om zelf tot ontruiming over te gaan, indien Gedaagde weigert te vertrekken. Uit het eerste lid van artikel 556 Rv. volgt dat Eisers de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen, en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Eisers heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als Gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat. In het licht daarvan heeft Eisers dus geen machtiging nodig om de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan Gedaagde wordt betekend, en dat aan Gedaagde overeenkomstig het bepaalde in artikel 555 Rv. bevel wordt gedaan om binnen de gestelde termijn te ontruimen. De deurwaarder op zijn beurt behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien Gedaagde medewerking aan de ontruiming weigert. Die bevoegdheid ontleent de deurwaarder immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv., waarin artikel 444 Rv. van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.7
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Gedaagde in de proceskosten van Eisers worden veroordeeld, tot op heden begroot op Afl 450,00 aan griffierecht, Afl 218,97 aan explootkosten en Afl 1.000,00 aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
veroordeelt Gedaagde om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te Aruba te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Eisers zijn, en de sleutels af te geven aan Eisers.
5.2
veroordeelt Gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Eisers worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, Afl. 218,97 aan explootkosten en Afl. 1.000,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juni 2016 in aanwezigheid van de griffier.